predikant te Bergen op Zoom (Kerkelijk Handboek, 1878, 715 laat daar geen ruimte toe), maar was sedert April 1590 waalsch predikant te. Vlissingen (‘avec grand contentement de l'ëglise’ schrijft zijn oom 8 Maart 1592 aan Beza van ‘mon neveu’ 1) en sedert April 1612 te Middelburg. Hij schreef: L'estat de l'ëglise, avec le discours des temps depuis les apostres jusqu'à present (Bergen sur le Z. 1605), en Claire exposition de l'apocalypse ou rëvelation de St. Jean, avec dëduction de l'histoire et chronologie (Fliss. 1609, herdr. Midd. 1614), ook vertaald door Godefridus Udemans (als: Over de Openbaringe van Johannes (?) ).
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 413; G. Vrolikhert, Vlissingsche Kerkhemel (Vliss.-Midd. 1758), 330 v.; J.W. te Water, Kort verhaal der reformatie van Zeeland in de zestiende eeuw (Midd. 1766), 166, vgl. 192-194; J. ab Utrecht Dresselhuis, De waalsche gemeenten in Zeeland (Bergen op Zoom 1848), 15, 117, 119; C. Sepp, Drie Evangeliedienaren.... (Leid. 1879), 2, 4, aant. 2; H. de Vries, Genève, pepinière du Calvinisme hollandais (Fribourg 1918), 56, 124, 259; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek III (Zutph. 1870), 2; H.C. Rogge, Johannes Wtenbogaert I (Amst. 1874), 32.
Knipscheer