de Franschen en de patriotten verklaard, maar na 1795 toch niet meer ! De ‘vervolgingen tegen hem waren meer een uitwerksel geweest van partijen wraakzucht, als wel dat hij dezelve door zijn conduites zoude hebben geprovoceert’. Margadant geeft van dit alles t.a.p. een breed verhaal. Ypey en Dermout citeeren eenige ‘brieven’ die men hierover raadplegen kan.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 406 v.; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 122, 147; J.W. Margadant, Blikken in het kerkelijk en gemeentelijk leven onzer vaderen (Oudewater (?) 1904), 152-165, 167-173, 176; Ypey en Dermout, Gesch. der Ned. Herv. Kerk III (Breda 1824), 605 v. en achter in aant. 845 (blz. 265); E.A. van Beresteyn, Repertorium van gedrukte genealogieën (Haarl. 1933), 191.
Knipscheer