[Swart, Nicolaas]
SWART (Nicolaas), geb. te Oostermeer 3 Maart 1779, overl. te Amsterdam 26 Sept. 1843, sproot uit een familie van plattelands-heelmeesters; zijn beide broeders beoefenden en volbrachten hun medische studie aan de hoogeschool te Groningen en Leiden. Hij bezocht de latijnsche school te Franeker, liet zich 15 Sept. 1796 inschrijven als student aan de hoogeschool te Groningen, waar hij onder invloed van een zijner vrienden de medische studie verwisselde met de theologische en zich aansloot bij de Remonstrantsche Broederschap, bij welke hij in 1802 proponent werd te Amsterdam. Aan de kweekschool aldaar boeide hem sterk de kantiaansche wijsbegeerte. Na eenigen tijd als proponent verschillende gemeenten te hebben gediend, werd hij predikant te Gouda in 1806, in 1807 te Leiden, waar hij zich 6 Maart 1807 nog als student liet inschrijven, in 1808 te Amsterdam, waar hij tot zijn dood werkzaam was. De belangen der Maatschappij tot Nut van het Algemeen werden als lid van het hoofdbestuur 25 jaar lang door hem behartigd. Hij gaf in het licht: Paulus redevoering te Athene in 8 leerredenen (Amst. 1812); Redevoeringen betreffende fraaije letteren en kunsten (Amst. 1817); De oude van den Binnen-Amstel, of beschouwing van de zeden, gebruiken, enz. der hoofdstad (Amst. 1819); Elize, voor meisjes (Amst. 1821); Ernst en Karel, voor jongelingen (Amst. 1822); Leerredenen (Amst. 1822); Verhalen, schetsen en gesprekken (Leeuwarden 1824); Tafereel van den zwaren watersnood op 3, 4 en 5 Febr. 1825, een groot deel van ons vaderland hebbende getroffen (Amst. 1826); Spreuken van Salomo voor de jeugd (Delft 1829);
Lettervruchten voor jongelingen en meisjes in proza en poëzij bijeenverzameld ('s Gravenh. 1823); Lijkrede over C.W. Westerbaen, gehouden in de Rem. kerk te Amsterdam, 18 Maart 1832, benevens aanspraak bij het graf door A. des Amorie v.d. Hoeven (Amst. 1832); Toasten bij het openbaar verslag door mr. F. v.d. Poll, wegens den staat der stadsarmenscholen 20 Maart 1821; Vlugtige beschouwing van het menschelijk ligchaam als een bewijs des bestaans van een alwijs Opperwezen in Algem. Vaderl. Letteroefeningen (1823), dl. 33, st. 2, 585.
Zijn door J. Ladmiral gegraveerd portret komt voor in K. van Mander's Schilderboeck (uitg. 1764, I, 154.)
Zie: K. Sybrandi, Iets ter nagedachtenis van mijnen schoonvader in Vaderl. Letteroef. (1847); Handelingen van de Maatsch. der Nederl. Letterk. (1847); Tideman, Remonstr. Broederschap, 77, 89, 230, 376.
Wumkes