[Sterrenberg, Johann Heinrich]
STERRENBERG (Johann Heinrich) of Sterrenburg, geb. te Emden omstreeks 1638, overl. aldaar 31 Oct. 1675. Hij was de zoon van Johann Sterrenberg, een voornaam koopman te Emden, en diens vrouw Sibilla Mengels. Hij bezocht de latijnsche school te Emden en Aurich, sinds 1655 het gymnasium te Bremen en liet zich 1 Oct. 1656 te Groningen als student in de rechten inschrijven. Aldaar studeerde hij zes jaren behalve in de rechten, ook in de philosophie en (Romeinsche) geschiedenis; volgens prof. Schoockius was hij de allergeleerdste cand. jur. der geheele groningsche universiteit. Hij promoveerde te Franeker in 1663 tot doctor in de rechten op een proefschrift getiteld De haereditatis petitione. Als student vervaardigde hij vele gedichten in het Duitsch, Latijn en Nederlandsch, zoodat hij in 1662 door den keizerlijken Palts- en Hofgraaf Johannes Rist tot keizerlijk dichter werd gekroond; van deze gedichten is evenwel niets bewaard gebleven. Hij ondertrouwde te Emden 2 Nov. 1667 met Gertrud Jacobsdr. Flügge en kocht aldaar het burgerrecht op 12 Oct. 1671. In 1673 werd hij lid van het invloedrijke stadscollege der Vierzieger, doch overleed reeds twee jaar later.
Zie: Anklam, Vergänglicher Ruhm. Der kaiserlich gekrönte Dichter Dr. jur. Joh. Heinr. Sterrenberg aus Emden in Upstalboomblätter XIII (1927), 122 e.v.
Wijnman