kosten van de promotie betaalden) om te Bazel den titel van ‘doctor’ te verkrijgen. Zijn inaugureele oratie had tot titel De officio theologi. Met Andreas Rivetus (zie dl. VII, kol. 1051 v.) heeft hij fel bestreden de hier en daar hoog geprezen werken van Mozes Amyraut (= Amyraldus), hoogleeraar te Saumur, die sedert 1634 een veelbesproken standpunt verdedigde in zijn Traité de la prédestination. Deze meende de dordtsche leerregelen te steunen door te gewagen van een ‘gratia universalis hypothetica (sub conditione fidei)’ (zie bijv.: W. Möller, Kirchengeschichte III, Tübingen 1907, 427 f.). Tegen dit standpunt schreef Spanheim Exercitiones de gratia universali (Leiden 1646), drie deelen.
De Doopsgezinden bestreed hij fel in Disputationes anti-anabaptisticae (Lugd. Bat. 1643-48) en in Diatribe historica de origine et progressu sectae anabaptistarum, verschenen achter Gangraena theologiae anabaptisticae (Franeckerae 1645) van J. Cloppenburg (herdrukt in 1656) (vergel. dl. I, kol. 613 v.). Sepp kan Spanheim allerminst prijzen over zijn kennis ten aanzien van degenen, die hij bestrijdt en kan zich verplaatsen in de verontwaardiging der miskende tijdgenooten. Aan de serie dezer ‘variae’ disputationes was een bestrijding der Socinianen en Remonstranten voorafgegaan.
Van Anna Maria van Schuurman verzamelde hij: Opuscula hebraea, graeca, latina, gallica, prosaïca et metrica (Lugd. Bat. 1648). Zie hierover: dl. I, kol. 1466, thans aan te vullen met het proefschrift van mej. A.M.H. Douma, Anna Maria van Schurman en de studie der vrouw (Amst. 1924), blz. 49.
Nog schreef hij eenige andere werken, o.a.: Oratio funebris in excessum venerandi nobilissimique theologi Joannis Polyandri a Kerckhoven, dicta 17 Febr. 1746 (Lugd. Bat. 1646). Abraham van der Heyden (zie dl. VII, kol. 587 v.) hield een lijkrede op hem. Zijn vrouw was Charlotte du Port, dochter van Pierre du Port (volgens Kok en Glasius; anderen schrijven: du Pont). Hij had drie zonen: Ezeehiël, Andreas en Frederik (2) (die volgt).
Zijn portret is gegraveerd door C. van Dalen, J. Suyderhoef naar P. Dubordieu en een onbekend kunstenaar.
Zie: J. Kok, Vaderlandsch Woordenboek, dl. 27 (Amst. 1792), 265-268; B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 383-385; Kobus en de Rivecourt, Biogr. Handwoordenboek II (Zutph. 1870), 926 v.; G. Brandt, Historie der Reformatie II (Amst. 1674), 190 v.; M. Siegenbeek, Gesch. der Leidsche hoogeschool (Leid. 1832), II (Toev. en Bijl.), 124 v.; Catalogus van de bibliotheek der Ver. Dpsgez. gem. te Amsterdam I (Amst. 1885), 207; II (Amst. 1919), 202 (206?); Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 593, 797 (nos. 840-842); R. Arrenberg, Naamregister van Nederduitsche boeken tot 1787, 483; Alphab. naamlijst van boeken 1790-1831, 563; Charles Borgeaud, Histoire de l' Université de Genève (Genève 1900), 348-353 (met portret); C. Sepp, Het Godgeleerd onderwijs in Nederland ged. de 16e en 17e eeuw II (Leid. 1874), 39, 49 v., 103 v., 205; dez., Geschiedk. nasporingen I (Leid. 1872), 138; A. Eekhof, De theologische faculteit te Leiden in de 17de eeuw (Utr. 1921), 34, 37, 47-49, aldaar, Documenten, bIz. 213, 226, 250, 258; H.J. Honders, Andreas Rivetus.... ('s Gravenh. 1930), 111-126, 159, aant. 5, 167, aant. 1 en 5; P.C. Molhuysen, Bronnen tot de gesch. der Leidsche