Bus. Toen deze, die tot lid der Algemeene Rekenkamer benoemd was, bij zijn periodieke aftreding verzocht, niet in aanmerking te komen, werd de Secus 4 Juli 1820 tot zijn opvolger gekozen en hij bleef lid tot den opstand van 1830.
Omstreeks 1824 betrok hij een woning te Brussel en van toen af begint eerst zijn politieke werkzaamheid van beteekenis te worden. Zijn tegenzin tegen het bewind van Willem I werd steeds sterker. Er was sedert genoemd jaar geen regeeringsvoorstel, waar hij voor en geen voorstel van de oppositie, waar hij tegen stemde. Toen in 1828 door den invloed van de Potter, de Brouckere, de Gerlache en anderen de door den Koning als monsterverbond gequalificeerde verbinding van liberaal en clericaal in België tot stand kwam, werd hij een der aanvoerders.
Als bewijs zijner gezindheid kan aangehaald worden, dat hij 21 Mei 1830 stemde tegen het wetsontwerp tot beteugeling van hoon en laster waarover toen de stemmen staakten, en dat hij, toen de regeering het ontwerp opnieuw had ingediend, en daaruit de steen des aanstoots, het stoken van onrust en oneenigheid tusschen de burgers, weggenomen was, op 23 Mei met 11 anderen weder tegenstemde. Deze 12 wilden de Potter, liberaal, en Bartels, clericaal, met hun volgers vrijlaten in hun actie tegen Willem I.
De Secus stond in geheime correspondentie met de Potter en de zijnen. In de bij de Potter in beslag genomen brieven werd hij aangeduid als le Vieillard. Na den brusselschen opstand was hij op 28 Aug. 1830 een der 50 notabelen, die zich op het stadhuis aldaar vereenigden om te trachten orde te scheppen. Hij werd hun voorzitter en zij vereenigden zich met den staf der burgerwacht, zoodat men meende, dat alles in vrede zou afloopen. Op 31 Aug. werd hij met eenige anderen naar den prins van Oranje, die zich met het leger te Vilvoorden bevond, afgevaardigd. Zij stelden hem voor, zonder zijn leger naar Brussel te gaan. Hij deed dit, heeft de grootste gevaren geloopen en is alleen door de vlugheid van zijn paard en zijn goede rijkunst gered.
Op 3 September, toen er weder groote gisting ontstaan was, teekende de Secus met 5 andere leden der Tweede Kamer een manifest, waarin afzonderlijke administratie van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden geëischt werd. Eenigen zijner medeleden vergaderden 7 Sept. te zijnen huize. Daar werd besloten, dat allen zich naar 's Gravenhage, waar zij tegen 13 d.a.v. tot een buitengewone zitting waren opgeroepen, begeven zouden. De eenige, die zich niet aan de afspraak hield, was de Stassart (dl. V, kol. 800), die te angstig was, dat de wandaden, door hem van 1811 tot 1813 als prefect verricht, nu gewroken zouden worden. Op 30 Sept. beantwoordde de Secus de vragen, door den Koning aan de beide Kamers gedaan, of wijziging der instellingen, en of scheiding noodig was, bevestigend. De Kamer ging tot 18 Oct. uiteen en in den tusschentijd viel het verblijf van den prins van Oranje te Antwerpen, dat geen gevolg gehad heeft.
Op 10 Nov. 1830 werd de Secus in het kiesdistrict Bergen (in Henegouwen) tot lid van het Nationaal congres gekozen. Nadat de clericale candidaat voor het voorzitterschap bedankt had, werd hij daarvoor aangezocht, maar hij achtte zijn hoogen leeftijd een beletsel. Toen werd Surlet de Chokier, die wel liberaal was maar die zich niet vijandig tegen het clericalisme betoonde, gekozen, en daarvan was het gevolg, dat deze in 1831 regent van België werd.
De Secus stemde 24 Nov. 1830 voor de uitslui-