zijn Dissertatio de diversis significationibus vocis ‘χαρισ’ in Novo Testamento (Traj. ad Rhen. 1805). Zijn predikwijze blijkt in: Tweetal leerredenen op de Hervorming en: Leerredenen, (beiden: Amst. 1822) en ook: Tweetal leerredenen naar aanleiding van den verwoestenden watersnood, welke zoo vele dorpen en plaatsen getroffen heeft, uitgesproken te Tiel en te Ophemert (Nijm. 1809).
Hij was lid van de eerste Synoden der Nederlandsche Hervormde Kerk in 1816 en 1818, en voorzitter van het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Brabant en Limburg. Zijn arbeid voor de kerk blijkt uit de Handelingen der Synode.... van 1816 (blz. 5, 8, 15, 26, 36, 48, 69-71), 1818 (blz. 5, 20, 33, 40, 70, 76, 83, 105, 109, 117 v.). Te Breda toonde hij zich een vurig en bedachtzaam verdediger van het Protestantisme tegen den roomsch geworden notaris J.G. le Sage ten Broek (zie dl. VI. kol. 207-209) en tegen den pastoor J. Bramer (dl. III kol. 165). De eerstgenoemde had geschreven: De voortreffelijkheid van de leer der Roomsch-Katholieke kerk (Amst. 1816) en andere geschriften. Tegen beiden heeft Scholten uitgegeven: De voortreffelijkheid van de Roomsch- Katholieke kerk geschetst door J.G. le Sage ten Broek, getoetst (Breda 1816) (door den schrijver aan elk der leden van de Synode van 1816 ter hand gesteld en door dezen met dankzegging van ‘den geëerden en bekwamen schrijver’ aanvaard); Narede op hetzelfde werk (Breda 1818) en Handhaving der waarheid tegen de bedenkingen van den heer J. Bramer, twee stukken (Haarl. 1823).
Zijn portret is in prent gebracht door D. Sluyter.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 294 v., 687; Konst- en Letterbode (1822), 18, 66; Kerkelijk Handboek (1878), 621; (1903), Bijl., 148; (1908), Bijl., 117; Bibliotheca theologica et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 567, 795 (no. 796); Alphabetische naamlijst van boeken enz. (1790-1831), 81, 89, 526, 542.
Knipscheer