[Rijsterborgh, Johan Hendrik Lexau]
RIJSTERBORGH (Johan Hendrik Lexau), geb. te Vere 8 Nov. 1801, overl. te Utrecht 1 Mrt. 1873, was de zoon van Hendrik Antony Rijsterborgh, schout bij nacht, en Anna af Lexau. Hij werd kadet der genie aan de artillerie- en genieschool te Delft en werd 25 Juni 1819 tweede luitenant-ingenieur. Op 20 Juli d.a.v. werd hij reeds adjudant in de 5e divisie. Van dit adjudantschap werd hij 3 Sept. 1823 ontheven. Op 21 Juli 1828 werd hij eerste luitenant. Tijdens den belgischen opstand was hij in Zeeland werkzaam, en hij werd in 1831 bij het veldleger geplaatst. Hij heeft den Tiendaagschen veldtocht medegemaakt en heeft voor zijn daar bewezen diensten 2 Nov. 1831 de Militaire Willemsorde verkregen.
Op 9 Nov. 1832 werd hij kapitein en in 1842 eerstaanwezend ingenieur te Deventer. Hij heeft daar bij de geniewerken aan die toenmalige vesting zoozeer de belangen der gemeente naast die der landsverdediging behartigd, dat men een park naar hem genoemd heeft. In 1850 werd hij eerstaanwezend ingenieur te Geertruidenberg. Op 21 Juni 1854 werd hij majoor en tevens eerstaanwezend ingenieur te Breda. Tegelijk met zijn benoeming 11 Sept. 1856 tot luitenant-kolonel werd hij commandant van het bataillon mineurs en sappeurs te Nijmegen. Op 5 Juni 1861 werd hij kolonel, maar bleef als commandant gehandhaafd. Op 15 April 1864 werd hij op non-activiteit gesteld, maar 7 Juni d.a.v. tot generaal-majoor en tevens tot lid van het Hoog militair gerechts-