behoorende, die hij met prins Maurits ‘gevisiteert ende betrocken’ (= in teekening gebracht) had; den 26. Februari d.a.v. rapporteerde hij omtrent de vestingwerken van Ostende. In April worden R. en Adriaan Anthonisz., ‘alsnu opte frontieren van Vlaanderen wesende’, naar Ostende gezonden ‘met last om de verscreven fortificatiewerken van nyews pertinentelijck te visiteren ende met eenen die aldernootelijcxste dadelijck te don maken’. In 1596 ontwierp hij o.a. een fort op Saaftingen, inspecteerde de vestingwerken van Breda, van Deventer, Doesburg en 's Gravenweert. In 1597 ontwierp hij plannen voor de fortificatiën van Vlissingen. Als monstercommissaris inspecteerde hij in October 1598 de Staatsche troepen te Ostende. In 1599 werd R. in deze functie te Middelburg geplaatst, en den 10den April van dat jaar werd besloten hem ontwerp en bestek te laten maken voor de versterkingen van Axel; in Augustus d.a.v. kreeg hij opdracht de vestingwerken van Ostende te inspecteeren.
Zie: Resolutiën der Staten-Generaal (Rijks Geschiedk. public.); F. Vermeulen, Handboek Gesch. der Nederl. bouwkunst II, 425, 432.
Vermeulen