[Royen, David van (2)]
ROYEN (David van) (2), geb. te Leiden 30 Dec. 1727, overl. aldaar 29 April 1799, zoon van David (1), hiervoor, en van Catharina van den Bergh. Hij studeerde te Leiden in de medicijnen en promoveerde in 1752 met een Spec. med. inaug. de intestinis crassis multorum malorum caussa et sede (L.B. 1752), volgde in 1754 zijn oom Adrianus (die voorgaat) op als hoogleeraar in de kruidkunde en aanvaardde dit ambt 14 Juni 1754 met een oratie: De hortis publicis praestantissimis scientiae Botanicae adminiculis (L.B. 1754). Bij het nederleggen van het rectoraat in 1763 hield hij een redevoering: De hodierna rei Herbariae excolendae ratione, ad certitudinem et evidentiam in ea consequendam egregie comparata. Hij werd op zijn verzoek in 1786 eervol ontslagen en had tot opvolger S.J. Brugmans.
Hij huwde te Delft 21 Aug. 1759 zijn nicht Barbara van der Burch, geb. 17 Dec. 1724, overl. te Leiden 12 April 1768 (dochter van Jan, secr. der weeskamer te Delft, en van Maria van Royen). Dit huwelijk was kinderloos.
Zie: Kobus en de Rivecourt, Biog. Wdb.; Alg. Ned. Familiebl. XVI, 232; Wapenheraut XX, 517; Siegenbeek, Gesch. Leidsche hoogesch. II, 205, 206; te Water, Narr., 224, 225.
Regt