aan, waartoe R. de gelegenheid kreeg door een conferentie met Triquetti, consul van Sardinië. De Keizer, die den franschen gezant de la Vauguyon omtrent de plannen voor een afzonderlijken vrede tusschen Engeland en onze Republiek had ingelicht, verhinderde deze juist daardoor. Bij een spoedig volgende nieuwe vredesbehandeling tusschen Wentworth en Rendorp, vroeg de laatste veel en meende ook, omdat het een paar van onze koloniën had heroverd, Frankrijk in de pogingen te moeten erkennen. Zij mislukte evenals een derde ondertasting tusschen Rendorp en van der Oudermeulen, eind 1781.
Terwijl ging het gezag van den Stadhouder, in den lande en in de hoofdstad, meer en meer verloren. De oorlog was, volgens R., in zijn oorsprong, voortgang en einde, roekeloos ondernomen, slecht gevoerd, en schandelijk geëindigd. Had R. die zich niets goeds van een oorlog met Engeland beloofde dezen niet kunnen helpen beëindigen? Zou R., in het trachten en doortasten, vrede te sluiten, den Stadhouder niet een grooten dienst hebben bewezen, daar diens gezag zienderoogen door den oorlog afnam? Waarom nader aanleunen aan Frankrijk? terwijl hij waarschuwde: ‘niet roekeloos op het Hof van Versailles te vertrouwen’. Bij de Patriottenpartij was hij het meest gehaat, getuige de aanvallen in verschillende pamfletten, in de Post van den Neder Rhijn en den Politieke(n) Kruijer, getuige later de plundering van zijn huis in 1787, waarbij vele kunstwerken werden vernietigd.
Rendorp was geen partijman, hij stond niet boven, maar tusschen de partijen en werd door beide verguisd. Hij stond ook tusschen Engeland en Frankrijk, ging ten slotte met den stroom mee en kwam in het fransche vaarwater terecht. Toch was hij zeer vaderlandslievend, eerlijk, nauwgezet. Hij miste echter de noodige standvastigheid en moed om de consequenties van zijn overtuiging te aanvaarden. Hij was korten tijd hoofd der aristocratie, behoudend, voorstander van een regeering van weinigen (oligarchie), maar verlangde van haar vertegenwoordiging voldoende kunde en onafhankelijkheid.
Rendorp was burgemeester in 1781, 1786 en na de Restauratie van 1787, wederom in 1789, 1790 en 1792, het jaar van zijn overlijden.
Portret: E.W. Moes, Iconographia Batava deel II, geeft op 1. schilderij door J.F.A. Tischbein, bij douairière d'Ablaing van Giessenburg (den Haag); 2. gravure door R. Vinkeles, in het 25e deel van de Vadèrl. Historie (vervolg van Wagenaar) en van W. van Senus in het IIIe deel van de Vaderl. Historia door M. Stuart. Voorts schilderijen door een onbekende bij jhr. Gevers op Leeuwenhorst bij Noordwijk en door J. Regters (?) in het Rijksmuseum te Amsterdam.
Zie: S. Backer, Levens- en Karakterschets van Mr. J. Rendorp, Vrijheer van Marquette (Amst. 1858); E.F. van Berckel, Rondborstige, doch onpartijdige Aanmerkingen op de Memoriën van Mr. J. Rendorp; H.T. Colenbrander, De Patriottentijd I en II, in beide dln. 4e hfdst.; H.T. Colenbrander, Gedenkstukken; R. van Goens, Politiek vertoog over het waar systeem der stad. (Amsterd. enz., 1781); C. v.d. Aa, Leven van Willem V.
Koppius