[Regius, Johannes]
REGIUS (Johannes), of de Koning, geb. op het fort Frederik Hendrik (Staats-Brabant) 15 Nov. 1656, overl. te Franeker 9 Sept. 1738. Hij studeerde te Utrecht, waar hij promoveerde in de filosofie. In 1676 werd hij door de classis Edam tot het predikambt toegelaten. Hij werd predikant in 1679 te Batenburg, in 1681 te Stavenisse, en hoogleeraar te Franeker in 1685. Dit ambt aanvaardde hij officieel op 17 Juni 1686 met een oratio: De methodo philosophandi (Fran. 1686). Tegen Henricus Hulsius (zie dl. VIII, kol. 889) schreef hij: Dissertatio de modo percipiendi S. Scripturae divinitatem (Fran. 1688). ‘Te midden van zoovele Cartesianen had hij den moed als vertegenwoordiger der aristotelische richting in Franeker op te treden’ (Boeles). Het wordt aan het geringe aantal van zijn leerlingen toegeschreven, dat hij de geneeskunst ging beoefenen. Op 9 Juni 1696 is hij honoris causa tot doctor in de geneeskunde bevorderd. Toch bleef hij zich ook aan de wijsbegeerte wijden. Zoo verscheen van hem: Institutionum logicarum epitome (Fran. 1705); Institutionum ethicarum compendium (Fran. 1708); Principia philosophiae theoreticae (Fran. 1711). Over zijn strijd met Ruard Andala zie dl. I, kol. 126. Het aldaar bedoelde tegenschrift van Regius is wellicht: Methaphysica repurgata, cum tractatu gemino de providentia Dei reali, et de Libertate divina in agendo ad extra, et creaturarum in existendo contingentia (Fran. 1715). Vijf malen was hij rector van de hoogeschool. Bij zijn eerste optreden in 1698 hield hij een Oratio de homine automatico; bij de overdracht van het rectoraat in 1699 zijn oratio: De vera mentis cum corpore unione
(Fran. 1703). In 1709 heette de oratie: De sapientia imaginaria; in 1719: De Scriptura, rerum naturalium optima, certissima, fidissima magistra; in 1725: pro Scepticismo. Jammer genoeg is zijn laatste oratie, die gewijd was aan de geschiedenis en de lotgevallen van de franeker academie van 1685 tot 1735, niet verschenen, en evenmin voor ons bereikbaar. De volgende lijkreden zijn nog van hem uitgegeven: Oratio in obitum Ph. Matthaei Jun. (zie Boeles, a.w., 251-253) (Fran. 1690).; Oratio in obitum N. Blancardi (zie dl. IV, kol. 154-156) (Fran. 1703); Oratio in obitum G. Coetierii (zie dl. IV, kol. 442 v.) (Fran. 1724).
Zijn vrouw was Cornelia Stamper, geb. te Scherpenisse, overl. 1718, dochter van A. Stamperius, predikant te Sommelsdijk (1616 -42), in den Bommel (1644 (?), overl. 1646). Zij hadden 9 kinderen, van wie vier hem overleefden. Godefridus du Bois (zie dl. IV, kol. 193) sprak bij zijn dood de ‘oratio funebris’ uit, die niet is uitgegeven, maar in handschrift door E.L. Vriemoet (zie Boeles, a.w., 436-441) geraadpleegd.
Zijn vader, Jacobus Regius, was predikant op het fort Frederik Hendrik en op dat van Sint Kruis.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 159-161; Kerkelijk Handboek (1903), Bijl., 117, (1907), Bijl., 106, 159 [over Ds. A. Stamperius], (1909), Bijl., 149; W.B.S. Boeles, Frieslands hoogeschool en het Rijks-athenaeum te Franeker II (Leeuw. 1879), 318-320.
Knipscheer