Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 795]
| |
Hij werd predikant te Amerongen in 1770, te Wijk bij Duurstede in 1774, te Haarlem in 1777, te 's Gravenhage 25 Maart 1787. Hij is medeoprichter van het Haagsch genootschap ter verdediging van den christelijken godsdienst. In de Werken van dit genootschap vindt men zijn: Aanspraak over de redenen ter bemoediging die een vriend der waarheid in dezen tijd van tegenstand en ondermijning overblijven (1790). Reeds als student schreef hij een Treur- en jammerklagte op het overlijden van Theod. Feltman de Beveren, overl. 19 April 1767. Ook verscheen zijn: Plegtige historiesche redevoering.... ter heuchelijke verjaaring van de omwenteling in ons vaderland en de herstelling der oude constitutie op 18 Sept. 1788 (1788). Een voorrede is van zijn hand in de vertaling van John Leland 's Nuttigheid en noodzakelijkheid van de Christenlijke Openbaring I (Utr. 1777). Zijn portret is gegraveerd door B. Bolomey en door een onbekende. Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 161; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek II (Zutph. 1870), 626; Kerkelijk Handboek (1907), Bijl., 119; (1908), Bijl., 116; (1910), Bijl., 150, 171; H.J. Roijaards, Het genootschap ter verdediging van de christel. godsdienst geschiedkundig geschetst.... feestrede 50 jarig bestaan ('s Gravenh. 1836), 158; Archief voor kerkel. gesch. (1834), 302; Bibliotheca theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 793, no. 735, 736. Knipscheer |
|