Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 780]
| |
vrijheid gegeven om lessen te geven, hoewel hem geen of een zeer gering salaris werd toegekend. Eveneens te Amsterdam. Eindelijk vinden wij hem in Engeland en Zweden, te Kiel en Frankfort. Sepp schrijft van hem dat Ludovicus de Dieu (zie dl. VIII, kol. 396) hem ‘scheen hoog te achten’ en dat hij ‘onderwijs gevende bijna de geheele beschaafde wereld doorgetrokken had’. Aan de universiteitsbibliotheek te Utrecht schonk hij in 1643 enkele werken. In het werk van Th. Crenius, Animadversiones philologicae et historicae (Lugd. Bat. 1696-1720) II, 197 v. komt een uittreksel voor van zijn: Obtestatio ad universam Europam pro discendis tinguis orientalibus (Mid. 1644). Zie over de studie van het Arabisch te Utrecht ook: A.C. Duker, Gisb. Voetius, t.a.p. Andere geschriften van hem zijn: Panegyricae orationes duae de linguis orientalibus (Traj. 1643); Ortographiae et analogiae vulgo etymologiae Ebraïcae delineatio... (Amst. 1646); Grammatica generalis Hebraïca, Chaldaïca, Syriaca, Arabica, Samaritana, Anglica (Lond. 1648); De dudaïm Rubenis dissertatio philologica (Upsal. 1655), enz. Zijn portret bestaat als prent. Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 148 v.; C. Sepp, Het godgel. onderwijs in Ned. II (Leid. 1874), 130; A.C. Duker, Gisbertus Voetius I (Leid. 1897), 159, 373; III (Leid. 1914), 11, Bijl., blz. 109; Jacobus Philippus d'Orville en D.J. van Lennep, Illustris Amstelodami Athenaei memorabilia (Amst. 1832), 144 v.v. Knipscheer |
|