Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10
(1937)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 756]
| |
Amsterdam in 1657. Zijn geboortejaar staat niet vast; vroeger meende men dat het omstr. 1600 zou zijn, wat echter niet waarschijnlijk is. Op de lijst van de haarlemsche schutters in 1603 komt voor Hendrick Gerritsz., schilder, die zeer waarschijnlijk dezelfde is als Pot. Vermoedelijk was hij met Frans Hals leerling van Karel van Mander. Zijn werk sluit in vele opzichten bij dat van Dirk Hals aan. Evenals deze heeft hij herhaaldelijk gezelschappen geschilderd. 24 November 1620 heeft hij een schilderij tentoongesteld in de vergadering van de Staten-Generaal, die het echter niet kocht, doch den schilder als vergoeding van kosten ƒ 24 gaf. Toen heeft de stad Delft er haar nieuwe stadhuis mee verrijkt. Dit feit is stellig een aanwijzing dat hij toen ouder dan 20 jaar moet geweest zijn. Lange jaren heeft Pot te Haarlem gewerkt. In 1622 heeft hij voor de stad Haarlem een groot werk gemaakt voor de eetzaal van het Prinsenhof. Als schutter heeft hij een belangrijke rol gespeeld. In 1625 was hij sergeant, in 1633 luitenant. Als zoodanig komt hij voor op de vergadering van de Cloveniersdoelen door Frans Hals geschilderd. In 1639 verschijnt hij op een eveneens door Frans Hals geschilderd doek, de officieren van de St. Jorisdoelen voorstellend. Gewoonlijk was men slechts van één schutterscorps lid. Deze beide doelen hanteerden een verschillend wapen, wat mogelijk de oorzaak van het lidmaatschap kan zijn. Pot heeft blijkbaar ijverig deel genomen aan het maatschappelijk leven. In 1626 en 1630 was hij deken van het St. Lucasgilde, in 1628 regent van het werkhuis. Vermoedelijk is hij in de tweede helft van 1631 naar Engeland gegaan, waar hij den Koning, de Koningin en eenige leden van de hofhouding schilderde. In 1633 was hij weer terug in Haarlem. In 1634 was hij commissaris en in 1635 deken van het St. Lucasgilde. In 1648 wordt hij vermeld als tweede vinder, een lagere bestuursfunctie. Hij schijnt langzamerhand meer op den achtergrond gekomen te zijn. Vermoedelijk is hij kort hierna naar Amsterdam verhuisd, waar Willem Kalff zijn leerling werd. In 1657 woonde hij bij den graveur Pieter Goos, op 't Water, in den vergulden Zeespiegel, en hier is hij waarschijnlijk vóór 16 October 1657 overleden. Zijn werk, hoofdzakelijk portretten, is zelden gesigneerd, waardoor er mogelijk verschillende als anoniemen uit de school van Frans Hals te boek staan. Zijn portret op de reeds genoemde, door Frans Hals geschilderde schuttersstukken van 1633 en 1639 in het museum te Haarlem. Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II (1910), 348 en III (1911), 133; U.Thieme und F.Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XXVII (1933), 301; C. Hofstede de Groot, Beschreib. und krit. Verzeichnis der Werke der hervorragendsten Maler des XVII. Jhrh. (1910), 3, 142; A.Bredius en P. Haverkorn van Rijsewijk in Oud-Holland (1887). van Guldener |
|