[Posthumus, Lollius]
POSTHUMUS (Lollius), geb. te Workum 2 Jan. 1650, aldus genoemd, omdat hij na zijns vaders dood was geboren, overl. te Leeuwarden 28 Nov. 1730, liet zich 8 Mei 1673 inschrijven als student aan de hoogeschool te Franeker, was predikant te Buitenpost (1678-81), Ternaard (1681-87), Ferwerd (1687-94) en Leeuwarden (1694) tot zijn dood. Op 12 Sept. 1728 vierde hij gedachtenis van zijn 50-jarigen dienst. Van hem verscheen: De ydelheit van alle dingen, sich vertoonende in het afsterven van de Ed. mog. heere Francois van Burum, in sijn tyt raad ordinaris van Friesland (Leeuw. 1710). Hij visiteerde met zijn leeuwarder ambtsbroeders Ds. Hermanus Wesselius en Ibertus Fennema het Compendium der Kerkelijke Wetten, geëxtraheert uit 's Lands en Synodalen resolutiën door Ds. Gavius Nauta te Oudkerk (Amst. 1757).
Na zijn overlijden werd rouwpoëzie op hem in het licht gegeven door B. Idema. Joh. Buma, M. Wagenveld en Ernst Vitringa. Mede aan hem droeg Jetske Reinou van der Malen haar Zede-, Mengel- en Lijkgedichten (Leeuwarden 1728) op, terwijl Magdalena Pollius in haar Stigtelyke Mengeldichten (Leeuw. 1746) een lijkdicht op hem heeft.
Zie: T.A. Romein, Naamlijst der predikanten in Friesland (Leeuw. 1886), 30, 509, 537, 546, 573, 679; mijn Paden fen Fryslân (Boalsert 1932), 398, 413; Catalogus van het Friesch Genootschap (Leeuw. 1862), 154; R. Visscher, Catalogus der stedelijke boekerij te Leeuwarden (1932), 133; mijn Stads- en Dorpskroniek van Friesland (Leeuw. 1932) I, 76.
Wumkes