genomen, omdat hij het priesterhuwelijk geoorloofd noemde, en te Leeuwarden, omdat hij aanzienlijken te vrijmoedig weerstond. Te Sneek hield hij de eerste hervormde leerrede in de Groote kerk. Zijn ijver ging zóó ver, dat hij niet alleen de beelden, maar ook de orgels uit de kerken liet wegnemen en op de kerkhoven verbranden. In een brief van Calvijn aan hem (zie Rutgers, t.a.p.) worden dertien vraagpunten beantwoord, van welke de meeste betrekking hebben op de kerkelijke tucht. Eenerzijds dringt Calvijn sterk daarop aan, anderzijds doet hij uitkomen, dat niet al wat onchristelijk is reeds daarom langs den weg van censuur te herstellen is. Onder hen met wie Poppius te doen had, ging men daarin veel te ver, misschien onder doopersche invloeden, zoodat zelfs gevraagd werd of men ouders, die nalatig zijn in de opvoeding van hun kinderen, of gemeenteleden, die door gierigheid de kerkelijke gemeenschap metterdaad verloochenen, ook moest censureeren en desnoods uitbannen.
Marten Mikron (dl. IX, kol. 678 v.) stond met Poppius in nauwe betrekking; hij noemt hem: ‘onze Micron’. Misschien is Cornelis Poppius (dl. V, kol. 530 v.) zijn broeder.
Hij schreef: Septem cyclopeidôn libri, originem, ingenium, institutionem, leges et regnum fatale bisnati cyclopis, jucundo satyrici generis figmento repraesentantis; olim in gratiam interim coepti nunc autem demum Heroico carmine eleborati, recensque editi per Mensonem Poppium Eurothalasseum, alias Oosterseënsen Frisium, verbi ministrum in Mannslagt Frisiae Orientalis (Embd. 1559); en De mira Dei opera ao. 1566 in terris occidentis visa, waarachter een lijst van predikanten, die naar Oost-Friesland vluchtten. Ook schreef hij een brief aan Cornelis Cooltuyn (zie dl. III, kol. 254-256) in 1567, die Meiners geheel weergeeft.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland III ('s Hert. 1856), 115 v.; T.A. Romein, Naamlijst der predikanten.... van Friesland (Leeuw. 1886), 330; Kobus en de Rivecourt, Biogr. handwoordenboek II (Zutph. 1870), 563; J. de Jong, De voorbereiding en const. van het kerkverband.... in de zestiende eeuw (Gron. 1911), 166; F.L. Rutgers, Calvijns invloed op de reformatie in de Nederlanden.... (2e dr. Leid. 1901), 15, 30, 131, 134-136, 227-230; E. Meiners, Oostvrieschlandts kerkel. gesch. I (Gron. 1738), 399-404; J. Reitsma, Honderd jaren uit de gesch. der Herv. Kerk in Friesl. (Leeuw. 1876), 74, 103 v., 117, 131 v., 146; Joannis Calvini opera quae supersunt omnia, vol. 17, 628-632.
Knipscheer