[Nuijssenburg, Izaak van]
NUIJSSENBURG (Izaak van), geb. te Rotterdam 10 Jan. 1738, overl. te Geertruidenberg 6 Aug. 1775. Hij studeerde te Leiden in de godgeleerdheid en werd predikant te IJzendoorn in 1763, te Buren in 1765, te Geertruidenberg in 1771. Over een gedicht op zijn bevestiging te IJzendoorn en het antwoord daarop, zie: Boekzaal (1763) I, 236. Hij wordt onder de dichters gerekend, ‘niet onder de minsten, die Feith en Bilderdijk in het laatst der vorige eeuw vooraf gingen’. Hij schreef (anoniem): Maria's godsvrucht en mengeldichten (Delft 1758); voorts: Nederlands eeuwgetijde en klinkdichten, op de voornaamste gebeurtenissen in 1572 en 1573 (Dordr. 1772); Nederland door vreugde en droefheid tot God geroepen, 8 leerredenen (Utr. 1769); Korte beschrijving van Geertruidenberg, voorafgegaan door plegtige jubelreden ter tweede vereeuwiging van de eerstgebeurde verlossing der stad uit de magt der Spanjaarden op 31 Aug. 1573 en gevolgd van eenige historische bijlagen (Dordr. 1774). Op 1 Febr. 1775 werd van hem bekroond een gedicht: Tweede eeuwgetijde der Leidsche hoogeschool. Na zijn dood verschenen: Nagelaten gedichten (Utr. 1778). Hij was lid van dichtlievende genootschappen te 's Gravenhage en te Leiden. Te Buren is hij 17 Juni 1766 getrouwd met Anna Maria de Bruijn en in Oct. 1769 met Gerritje van Stuijvenberg.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 591; III ('s Hert. 1856), 676; Kobus en de Rivecourt, Biographisch handwoordenboek II (Zutphen 1870), 435; J.I. van Doorninck, Bibliotheek van Nederl. anonymen en pseudonymen ('s Gravenh., Utr. z.j. [1870]), kol. 297 (no. 2889); dez., Vermomde en naamlooze schrijvers II (Leid. 1885), kol. 371; R. Arrenberg, Naamregister van Nederd. boeken tot 1787, 382 v.; Nederland in woord en beeld (Leid., Burgersdijk en Niermans, 1924), 581 (no. 11603); Kerkelijk Handboek (1903), 120, 164.
Knipscheer