verscheen met zijn naam onder de voorrede te Leeuwarden in 1707 (zie Catalogus van de Maatschappij der Nederl. letterkunde I, 126 v.). Met zijn naam op den titel verschenen de volgende drukken te Amsterdam in 1711, 1723, 1746 en 1751 (?). Voorts schreef hij: Twaalf predikaetsien over voorname plaatsen der H. Schrift (Gron. 1702); Uitgezochte bijbelschriften [bijbelstoffen?] (? 1703; Leeuw. 1707; Delft 1723; Amst. 1742; Rott. 1748); Schriftuurlijke aanmerkingen, waarin vele plaetsen der Heilige Schrift verklaert, of uit historien en oudheden opgeheldert worden, met platen (Leeuw. 1710; Amst. 1732); Schriftuurlijke redevoeringen (Gron. 1711; Amst. 1724); Predikatien en andere stichtelijke mengelstoffen over uitgeleeze plaatsen van Godts H. Woord (Leeuw. 1711; 3de dr. Amst. 1721; herdr. 1740); Onderwijs in de voornaamste leerstukken van den Christelijken godsdienst (Gron. 1711); Schriftuurlijk licht (Gron. 1713; Amst. 1735); Leer der waarheid; Zes predikaetsien over verscheiden texten der H. Schrift (Leeuw. 1716); Stichtelijke mengelstoffen (Amst. 1740). Hij was een volgeling van Coccejus (zie dl. I, kol. 616-618).
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 592 v.; Kobus en de Rivecourt, Biographisch handwoordenboek II (Zutph. 1870), 438; R. Arrenberg, Naamregister van Nederd. boeken tot 1787, 383; J.I. van Doorninck, Bibliotheek van Nederl. anonymen en pseudonymen ('s Gravenh., Utr. z.j. [1870]), kol. 6 (no. 44), kol. 680 (no. 44); Alb. Oltmans, De gemeente Assen in hare wording en ontwikkeling (Assen 1907), 100.
Knipscheer