S. Maresius.... uyt alle sijne schriften (1641-60) bij een vergadert.... (Emmerik 1662) - zijn ontslag was het eenige antwoord dat hem gewerd! Tegen hem verscheen nog een vlugschrift: Redenen waeromme de vroetschap der stadt Utrecht Mathias Nethenus.... sijnen functie en professie ontseyt en doen verlaten hebben (Gron. 1662). Hij was niet alleen op het einde van 1662 nog als privaat persoon te Utrecht, maar toonde zich nog even scherp in zijn Samuelis Rheterforti examen Arminianismi (1668). In 1669 werd hij predikant en hoogleeraar te Herborn, waar hij schreef: Tractatus de interpretatione Sacrae Scripturae contra Lud. Wolzogen (Herb. 1675) en zich uitsprak tegen het traktaat van Lodewijk Meijer (zie dl. V, kol. 342-345): De philosophia S. Scripturae interprete (1666 en 1674). Zie daarover meer bij Sepp, t.a.p. Ook hield hij hier enkele lijkredenen. Nicolaus Gurtlerus hield een lijkrede op hem. In het a.w. van J.A. Cramer staat zijn portret bij blz. 365. Hij gaf de Opera van Amesius uit (zie dl. VI, kol. 36-38).
Zijn door een onbekend kunstenaar geschilderd portret is in de universiteit te Utrecht.
Zie: B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s Hert. 1853), 575-578; C. Sepp, Het godgeleerd onderwijs in Ned. ged. de 16e en 17e eeuw, II (Leid. 1874), 56, 176 v., 389 v.; A.C. Duker, Gisbertus Voetius (Leid. 1897-1915), dl. I-III en registers blz. 74, 138, 156; J.A. Cramer, De theologische faculteit te Utrecht ten tijde van Voetius (Utr. [1932]), 3-11, 20-22, 365, 376, 386, 389, 406, 414, 420, 427-429, 433, 437, 451, 454, 459, 485; M.J.A. de Vrijer, Henricus Regius ('s Gravenhage 1917), 48, 93.
Knipscheer