Van Moreelse als architect weten wij, dat hij de ontwerper was van de Catharijnepoort te Utrecht en in 1621 ook de leiding van het bouwen had (deze werd van 1845-46 gesloopt); sommigen meenen, dat het stadhuis te Vlissingen 1594 ook naar zijn ontwerp was gebouwd. In 1625 waren er conflicten tusschen M. en het bestuur der stad Utrecht, van den kant van Utrecht trad Lieven de Key op, voor M. traden op Hendrick de Keyzer en Corn. Danckerts. Het slot was, dat men de som, waarover het geschil liep, bepaalde op ƒ 2400, onder voorwaarde, dat M. het werk afmaakte. Op den 5den Nov. 1636 was M. lid van de commissie tot vernieuwing van de vleeschhal te Utrecht en evenzoo 30 Jan. 1637 van de commissie bij den bouw van de kerk te Vreeswijk.
Leerlingen van hem waren in 1611 Th. of D. van Baburen, Willem Tijnagel, Dirk van Leeuwen, Jan Camp, Niclaes Dirhout, Willem Verburch, Jacob Feyt; in 1612 Peeter van der Poel, Bernt Sael; in 1613 Willem Rede, Joest de Man; in 1614 Nic. Harmansz. van Royen; in 1615 Egbert Aelbertse, Jacob Willemsz. Gelis de Rijk; in 1619 Gerrit Claesz. van Rijk, Willem Gerrits Kist, Isaac Janssen Hasselt, Jan Slooth, Henricus Modeus, Pieter Cornelisse de Rij; in 1624 Willem van Reenevelt, Pieter Pijl, Jan Terburel van Bueren, Rijck van Bemmel, Pieter Poortengen, Felicks Knijff, Jan Tolnissen.
Teekeningen van zijn hand bevinden zich o.a. in het Prentenkabinet te Berlijn, in Mus. Teyler te Haarlem, in het Louvre te Parijs, in de Albertina te Weenen, te Leiden in het Album Amicorum van A. Buchelius.
Prenten van of naar hem zijn: Amor tusschen twee vrouwen dansend, en de dood van Lucretia, beide clair-obscurs.
Naar hem maakten prenten o.a. J. Matham, P. Leonart, W. Swanenburg, R. Williams, A. Blooteling, J.S., C. de Pas, J. Wation, Blot, J. Houbraken, C.L. van Kesteren, G. Roghman, W. Delff, E. Finde, J. Saenredam, J.A. Daiwaille, J. van der Veen, Ch. White.
Geschilderde zelfportretten zijn in het Mauritshuis te 's Gravenhage, het Rijksmuseum te Amsterdam en het Museum te Hannover, ook kwam er een voor op een verkooping te Keulen 9 Dec. 1891. Gegraveerde portretten door Ladmiral (komt voor in van Mander uitg. 1764, II, 230) en door W. Swanenburg.
Zie: A.v. Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon II (1910), 186-187; III (1911), 127; U. Thieme u. F. Becker, Allgemeines Künstlerlexikon XXV (1931), 131 (door W. Stechow en M.D. Osinga); A.M. Hind, A short history of engraving and etching (London 1911), 395; P.T.A. Swillens in Oud-Holland (1931), 88-91, 93, 96, 211; M.D. Henkel, Le dessin hollandais des origines au XVII siècle (Paris 1931), 35, pl. XXV; G.J. Hoogewerff en J.L. van Regteren Altena, Arnoldus Buchelius' Res Pictoriae (den Haag 1928), 5, 19, 91 (Quellenstudien zur Holl. Kunstgeschichte XV); A.J. Rehorst in Oud-Holland V (1934).
J.M. Blok