deren. Al zijn deze plannen niet verwezenlijkt, het portret van Maria is gereed gekomen. Uit oorkonden blijkt, dat Moro zeer gezien was aan het portugeesche hof. Koningin Eleonore geeft opdracht, aan Moro, dien haar zuster Maria van Hongarije haar gestuurd heeft, 500 cruzados uit te
betalen. Bovendien ontving hij een zwaren gouden ketting. Dit laatste was een veel voorkomend betalingsmiddel en Moro kreeg er verscheidene in Portugal, gegeven door de hovelingen, die hij er portretteerde. Op 4 Januari 1551 koopt Anthonis Mor met zijn vrouw Metgen van Gijsbert Damen te Utrecht een huis op den hoek van de Twijnstraat en de Volderbrug, waar de stad Keulen uithing. In datzelfde jaar gaat hij naar Engeland, waar hij in de eerste plaats de opdracht heeft, Mary Tudor, de bruid van Philips II te schilderen. Vele voorname Engelschen werden terzelfder tijd door hem uitgebeeld. Ook hier was hij zeer gezien, hetgeen o.a. hieruit blijkt, dat hij in Engeland steeds Sir Anthony More genoemd werd, terwijl het geheel niet zeker is, of hij in den adelstand werd verheven. In 1555 gaat Philips naar Brussel en Moro is hem ongetwijfeld gevolgd. Als Karel V 16 Januari 1556 afstand doet van de regeering, is er een illuster gezelschap te Brussel bijeen. Toen ontstond o.a. het portret van Willem van Oranje, dat thans te Kassel is. In 1559 is Mor weer te Utrecht voor eenige zakelijke aangelegenheden en voor het eerst teekent hij hier met den naam van Dashorst. Voor zijn zoon Philips, die door bemiddeling van den Koning reeds kanunnik van Oudemunster te Utrecht werd toen hij nog student was te Leuven, weet Moro een toelage te krijgen voor een studiereis naar Spanje. Ook zelf is hij toen naar Madrid gereisd, waar een reeks nieuwe opdrachten hem wachtten. Philips II was bijzonder op Moro gesteld. Wanneer hij in 1560 uit Madrid verdwijnt, waarschijnlijk angstig geworden door intriges, schrijft Philips in de volgende jaren herhaaldelijk brieven om hem te doen terugkeeren, wat Moro echter nooit deed. Over Brussel is hij naar Utrecht gegaan; althans in 1564 draagt hij aan zijn stiefdochter Maria Gabriels,
die gehuwd was met Pieter Jansz. Stamproy, het huis over, dat hij 10 jaar te voren had gekocht. In 1567 is Mor weer te Antwerpen en Brussel, aan het hof van den hertog van Alva, dien hij reeds in 1549 had geschilderd. Mor had eenige leerlingen en medewerkers, die gewoonlijk de details van zijn portretten verzorgden, borduursels, parelen en dergelijke. Tevens maakte hij replieken van sommige portretten. Joachim Beuckelaer verdiende er een of anderhalve gulden per dag mee. Over Mor's particuliere leven is zeer weinig bekend. Op grond van uiterlijke gelijkenis van enkele zelfportretten met portretten van Jacobus Moor Sr. en Jacob Moor Jr. en zijn vrouw, door Mor geschilderd, meent prof. van Bemmelen verwantschap te kunnen aanwijzen. Met zekerheid is dit echter niet uit te maken. In de rekeningen van de O.L. Vrouwekerk te Antwerpen van 1576-78 wordt Moro als overleden vermeld. Een besnijdenis, hem door de kerk opgedragen, bleef onvoltooid. Zijn erfgenamen kregen 25 pond uitbetaald voor het voltooide gedeelte. Al heeft Moro enkele religieuze werken gemaakt, zijn hoofdwerk vormen de portretten van beroemde tijdgenooten, die zich gaarne door hem lieten schilderen. Zijn biografen roemen zijn karakter. Een poging die van Mander in 1595 deed bij de kinderen van Moro te Utrecht, om iets meer van zijn leven te weten te komen, liep op niets uit. Zijn dochter Elisabeth, die gehuwd was met Jean Cassetta, die het