Zeeland op 1 Dec. werd op 's Prinsen aandrang besloten aan Momma met 1 Dec. het preeken te verbieden. Weldra volgde 4 Dec. zijn ontslag,
terwijl hem werd aangezegd ten spoedigste de stad en Zeeland te verlaten. Zeven leden van den magistraat van Middelburg werden ook afgezet, en in
hun plaats koos de Prins Voetianen Evenzoo ging het met 15 à 16 officieren van de burgerwacht. Een scherp plakkaat vaardigden de Staten uit
waarbij ieder werd verboden zich buiten de bevoegde macht met de zaak te bemoeien. Toch werd aan Momma nog door het collegium qualificatum een
kerkelijke attestatie uitgereikt. Op Zondag 13 Dec. vertrok hij over zee naar Holland. Door ingevallen vorst was het schip gedwongen naar
Middelburg terug te keeren. Een paar dagen later kon hij met een Statenschip de reis hervatten. Zoo bereikte hij Delft. Hier werd hij geholpen door
Willem Anslaar (zie dl. VII kol. 43 v.) en kon hij zich geheel aan zijn studiën wijden. De Prins, die zich zoo streng had getoond, heeft ‘zoo men
wil’ (anderen zeggen: ‘het is zeker’!) hem een jaargeld toegekend en zou hem gaarne tot hoogleeraar te Duisburg benoemd gezien hebben. Doch Momma is, zooals wij zagen spoedig overleden. Bij zijn dood verscheen Middelburgs tranen, uytgestort over het ontijdig schielik en onverwagt afsterven van den wel-wysen.... heer Willem Momma (1677). Samuel Maresius (zie dl. II, kol. 868-870) is reeds in 1662 tegen de genoemde dissertatie van Momma te velde getrokken, hetgeen dezen niet verhinderd te Ham zijn dogmatisch werk samen te stellen dat vele malen is herdrukt:
De varia condition et statu ecclesiae Dei sub triplici oeconomia patriar charum ac Testamenti Veteris et denique Nov libri tres, 2
dln. (Amst. 1673-74; herdruk 1683, en te Basel 1718), vertaald door Abraham van Poot als Drie boeken van de
verscheiden gelegenheid en staat der kerke Gods, onder de drieërlei huishouding der patriarchen, en des O.
en N. Testaments (Amst. 1675; herdr. 1681 en 1696) Nog schreef hij: De kennis der waerheid naar de Gotsaligheit
(Midd. 1679; Amst. 1697); Meditationes posthumae in Epistolas ad Romanos, ad Galotas (Hagae Comit. 1688)); Meditationes in Catechesin Heidelbergensem (Lugd. Bat. 1684); Bedenkingen over den Heid. Cathechismus (Amst.... Leiden 1685); Bedeeling der tijden (1682); Praelectiones theologicae de adventu Schiloh ad Gen. 49:10 et de variis theologiae capitibus (Amst, 1683) Schriftmatige bedenkingen (Midd. 1678); Gods uytcomende liefde (1698); Predicatien (Midd. 1679).
Zijn portret is gegraveerd o.a. door J. Munnikhuizen naar Z. Blijhooft, door J. de Jongh en J.Chr. Sysang.
Zie: H. Boonen, De strijd tegen W. Momma, een bladzijde uit de kerkgeschiedenis van Middelburg
in Kerkhistorisch Archief IV (Amst. 1866), 287-338, 577; over de hoogeschool te Middelburg: J.D. de Lind van
Wijngaarden, Antonius Walaeus (Leid. 1891), 57-98; J. Reitsma, Gesch v.d. Hervorming
en de Herv. Kerk der Ned. 4e dr. (Utr. 1933), 372-375; B. Glasius, Godgeleerd Nederland II ('s
Hert. 1853), 525-528; R. Arrenberg, Naamregister v. Nederduitsche boeken tot 1787, 358; Noordbeek en Mourik, Naamrol der godgel. schrijvers, 4e dr. (Amst (1752)), 1, 32; Bibliotheca
theol. et philos. (Lugd. Bat., Burgersdijk en Niermans, 1900), 424, 78 (no. 615) portret; Kobus en de Rivecourt,
Biogr. handwoordenboek II (Zutph. 1870), 343 v. C. Sepp, Het godgeleerd onderwijs II
(Leid. 1874), 106 v., 314 v.; over prins Willem III: Theod. Jorissen, Historische bladen I, tweede druk