gewoonlijk tot onderwerp de duinen, bij voorkeur zomerlandschappen, boerenwoningen met figuur, landschappen met reizigers of soldaten, enkele zeestukken. Op zijn schilderijen tusschen 1623 en 1638 zijn er ook die alleen figuren weergeven. Wij kennen gedateerde werken van hem van 1625, 30, 36, 40, 43, 46 (49), 47, 60 en uit de jaren 1634 tot 1636 de voorstelling van een loterij. Zijn composities zijn meest diagonaal, de figuren komen altijd sterk naar voren en steken van de omgeving af. Vele van zijn schilderijen bevinden zich in Zweden. Het verloop van het terrein is bij M. hoofdzaak, het atmosferische, zooals bij van Goyen, ontbreekt. M. heeft een reeks van 4 etsen gemaakt in het jaar 1626, landschappen met figuren voorstellende. Belangrijk zijn ook zijn teekeningen. In Haarlem waren Christiaan de Hulst, Jan Nose en Ger. Terborch zijn leerlingen. Naar hem hebben prenten gemaakt: W. Unger, W. Akersloot, Apostool, Baillie, C. Kittensteyn, Middiman, C. van Noorde, J.F. Prestel, H. van Scheyndel, H. Spilman, J. van de Velde, Weirotter, C. Weisbrod enz.
Zie: A. von Wurzbach, Niederländisches Künstlerlexikon II (1910), 178; U. Thieme und F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler XXV (1931), 49 (door T.H. Fokker).
J.M. Blok