[Massow, Mr. Gerlach Cornelis Johannes baron van]
MASSOW (Mr. Gerlach Cornelis Johannes baron van), geb. te Rembang 6 Oct. 1794, ongehuwd overl. te Leiden 26 Maart 1852, oudere broeder van den voorgaande. Hij werd als student in de rechten te Leiden 12 Sept. 1811 ingeschreven, waar hij tot de leerlingen van den hoogleeraar Smallenberg behoorde. In 1815 nam hij als lid van het studenten-jagerskorps deel aan den oorlog tegen Napoleon. In 1816 werd zijn antwoord bekroond op een juridische prijsvraag, die een uitlegging vroeg van de actio Pauliana in rem in dier voege, dat fragment voor fragment van den tekst der Pandecten behandeld moest worden in den trant van Cujacius (more Cujaciano). De bekroonde verhandeling werd op 's lands kosten gedrukt en uitgegeven onder den titel De Publiciana in rem actione (Lugd. Bat. 1817). Een jaar later promoveerde van Massow op een proefschrift De concursu creditorum ex doctrina juris Romani (Lugd. Bat. 1818). Na een buitenlandsche reis gemaakt te hebben, liet hij zich in 1821 inschrijven als advocaat bij het Hoog Gerechtshof te 's Gravenhage. Hij wijdde zich echter weinig aan de praktijk, doch verkeerde veel aan het Hof en maakte reizen in Frankrijk, Engeland en Duitschland, waartoe zijn fortuin hem in staat stelde. O.a. hernieuwde hij in Berlijn de relaties met de duitsche von Massows. In 1841 werd hij benoemd tot lid van het college van Hoogheemraden van Rijnland, terwijl hij van 1845 tot 1848 lid van den raad te Leiden was. Als hoogheemraad werd hem een onderzoek opgedragen over de pretenties tusschen Woerden en Rijnland, verder over de competentie van burgemeesters ten platten lande in hun hoedanigheid van schouten van het ambacht en den polder, over de helmplant op de duinen, over het maken van een nieuw ontwerp van reglement in Rijnland, enz.
Ook leverde hij een memorie in ter zake van het ambachtsbestuur van Zegwaard en eenige ingelanden. In 1845 werd hij als inwoner van Leiden lid van de Maatschappij der Ned. Letterkunde. Zijn levensbeschrijver prijst hem als een nauwgezet beoefenaar zijner moedertaal en als een goed kenner van de engelsche letterkunde.
Zijn bemoeiingen om den titel van baron te verkrijgen hadden meer succes dan die van zijn broeder: bij Kon. besl. van 22 Juni 1844 no. 56 werd hem de zoozeer gewenschte titel verleend.
Zie: C.J. van Assen, Levensberigt van G.C.J. van Massow in Levensberigten der afge-