Goblé. Deze raadde hem aan zich geheel aan de kunst te wijden en door hem wordt hij op zijn 17e jaar een leerling van den bekenden etser Reinier Vinkeles, die weinig leerlingen aannam. Tot 1796 is Marcus bij hem gebleven, terwijl hij ook lessen volgde aan de amsterdamsche Teekenacademie. In 1798 weet hij in de hoogste klas den gouden eereprijs te verwerven, terwijl hij later nog den gouden gedenkpenning van Felix Meritis kreeg en een zilveren medaille van de Ned. Huish. Maatschappij te Haarlem.
Wanneer in 1820 te Amsterdam de Academie van Beeldende kunsten wordt opgericht, wordt Marcus tot directeur benoemd. Hij verwierf vooral bekendheid door zijn etsen, die hij maakte naarschilderijen van oude meesters of naar eigen teekeningen. Hij heeft vrij veel geteekend en geschilderd. Talrijke boekillustraties en portretten zijn van hem verschenen, terwijl hij van 1807-16 uitgaf Etudes-Gravées, Studie-Prentwerk, een reeks van 106 etsen. Na zijn dood werden deze met een levensbeschrijving opnieuw uitgegeven.
Van zijn portret bestaan prenten door E. Bagelaar, J. Bemme, D. Sluyter en A. v.d. Bosch.
Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon II (1910), 100; U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XXIV (1930); Het studie-prentwerk van J.E. Marcus. s.a.
van Guldener