[Kruissen, Bernardus Josephus van]
KRUISSEN (Bernardus Josephus van), of v. Kruyssen, zoon van Herman Bernard v.K. en Anna Maria Boon, gedoopt 29 Maart 1742 in de Pausgang-schuilkerk te Groningen, overl. 30 Maart 1812 te Groningen, werd reeds vroeg (1765) de eerste saeculiere pastoor te Bedum (voordien door Minderbroeders-Recollecten bediend), en werd in 1771, ofschoon een der jongste priesters in het Groningsche, op grond van kennis en bekwaamheid en vermoedelijk ook bij ontstentenis van geschikte ouderen (het aartspriesterschap telde 12 staties, waarvan slechts 5 door saeculieren bediend werden) door den vice-superior Ghilini benoemd tot aartspriester van Groningen; in 1779 werd nij de eerste saec. pastoor der aan de S.J. ontvallen statie op de A te Groningen, die hij bediende tot zijn dood. De vice-superior L. Ciamberlani deelde in zijn missieverslag (1805) mee, dat B.J.v.K. door zijn hoogen leeftijd de lasten van het aartspriesterlijk ambt niet meer kon dragen en dat de groningsche pastoor B. Meddens als coadjutor fungeerde.
Zie: Arch. Aartsbisd. Utr. IV, 125; VIII, 148 en 150; X, 70; XVI, 114; XVII, 258; XXV, 332; XXXVI, 189.
Rogier