Na zijn dood verschenen eenige preeken van hem in: Feeststoffen (Utr. 1896). Hij schreef tegen de floreenplichtigen in Friesland zijn artikel: De gevangenschap der friesche kerk in Christelijke stemmen (1874), en gaf daarna uit met M.W. Oppedijk en F.J.P. Moquette: De vrijmaking der friesche kerk.... (Sneek 1875). Toen in Oct. 1875 de ‘anti-floreenbond’ werd opgericht was hij daarin bestuurslid. Nog zag van hem het licht zijn afscheidspreek van Buitenpost (Sneek 1874) en zijn intreerede te Utrecht (Sneek 1874), een adventspreek: Lamechs verwachting.... (Utr. 1874), Rouwklacht bij den dood van Z.K.H. Willem, prins van Oranje (Utr. 1879) en een vertaling uit het Hoogduitsch van M. Seydel: De tijd waarin Jezus optrad (Utr. 1885). Hij werkte mede aan: Geloofsgetuigen. Galerij van Christelijke vrouwen, drie deelen (Amst. 1879-80), Bouwsteenen. Tijdschrift voor inwendige zending (Utr. 1882 enz.) en Christelijke Stemmen (1875 en 1876).
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. woordenboek v. Protest. godgel. in Ned. V, 83 v.; Kerkelijk Handboek (1903), Bijl., 140; (1910), Bijl., 167 (?); (1911), Bijl., 145 (te verbeteren); Brinkman's catalogus van boeken enz. (1850-82), 652, 1276, (1882-91), 64, 298, 490.
Knipscheer