[Kodde, Jan van der (3)]
KODDE (Jan van der) (3), een andere dan de beide broeders van denzelfden naam, beschreven in dl. IX, kol. 539 v. Hij deed eenige uitgaven verschijnen op het einde der 17de en in het begin der 18de eeuw. Het eerst kennen wij van hem een Lijkdicht op Abraham Lemmerman (Leyd. 1700) (zie over Abraham Lemmerman in dit deel in voce). Daarna volgde: De woorden van Paulus (2 Thess. 3:16) in rijm uitgebreid en toegepast op de vereeniging van beyderzyds doopsgezinden tot Leyden op den 13 Febr. 1701 (Leid. z.j.) (zie over deze vereeniging S. Blaupot ten Cate, Gesch. der doopsgez. in Holland enz., twee deelen, Amst. 1847, I, 309, 354; II, 43, 205). Het meest is hij bekend door zijn: Vrindelijke aanspraak aan Kornelis van Eken (zie in dit deel in voce: Eeke) wegens syn uitgegeven geschrift genaamd een Brilhuisje enz. Gedrukt voor den autheur en sijn te bekomen bij Korn. van der Zijs in de Beurssteeg in de drie Rapen (Amst. z.j.). Dit werk is dus gericht tegen Een bril-huisje. Hylkema zegt: ‘Een terechtwijzing van een der broeders werd gegeven in den gematigden, bijna vaderlijken toon door Jan van der Kodde’.
Zie: de Bie en Loosjes, Biogr. woordenboek v. protest. godgel. in Ned. V, 82; C.B. Hylkema, Reformateurs, eerste stuk (Haarl. 1900), 113 (aant. 129), tweede stuk (Haarl. 1902), 387-403; Catalogus.... van de bibliotheek der Ver. dpsgez. gem. te Amsterdam (Amst. 1919), 150, 161.
Knipscheer