minst aan de verwachtingen: men wilde het recht verkrijgen om handel te drijven op Perzië via Rusland, welke handel een monopolie was van den russischen staat, doch het lukte niet eenige concessie te verkrijgen.
Op bovengenoemde tocht diende de reiziger Jan Jansz Struys van Klenck als paardenknecht; deze droeg later zijn werk Drie aanmerkelijke en seer rampspoedige reysen door Italien, Griekenlandt, Lijflandt, Moscovien enz. (Amst. 1676) op aan Nic. Witsen (dl. IV, kol. 1473) en van Klenck.
Van Klenck huwde 18 April 1656 met Martina Reepmaker, dochter van den koopman Hendrik Reepmaker; na haar overlijden hertrouwde hij 3 Jan. 1668 met Judith van Son, weduwe Van Mr. Pieter van Goeree. Na van Klenck's dood trad zijn weduwe in 1694 in het huwelijk met Mr. Guilhe-Imus Teeckman, burgemeester en raad van Amersfoort. Uit het eerste huwelijk sproot een dochter Geertruida (1664-1720), eerst gehuwd met den koopman Jacob Blom, daarna met den drogist Jacob de Wolff. Uit het tweede huwelijk sproten o.a. twee zoons, Willem Frederik en Wilhelm Albert, bij wier doop in de Nieuwe Kerk te Amsterdam resp. 25 Febr. 1671 en 28 Febr. 1674 getuigen waren prinses Albertina Agnes en mevr. Witsen in plaats van dezelfde.
Zijn portret, geschilderd door Nic. Maes, bevond zich indertijd in het bezit van Mr. A.A. del Court van Krimpen te Haarlem (Hist. Tentoonstelling van Amsterdam (1876) II, no. 466*).
Zie: Jac. Scheltema, Rusland en de Nederlanden (1819) I, 228, 281, 308, 310, 317, 322; C.C. Uhlenbeck, Verslag aangaande een onderzoek in de archieven van Rusland (1891), 256; E.W. Moes, Iconographia Batava (1897) I, no. 1562; A.W. Zowjagin, Pozoljstwo fan Klenka (d.i. Gezantschap van Klenck); C. Hofstede de Groot, Beschreibendes und kritisches Verzeichnis der Werke holl. Maler VI (1915), Maes, no. 154; J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam II (1905), 564, 567; dez., Geschiedenis van het amsterdamsche regentenpatriciaat (1923), 172; mededeelingen van Dr. Boris Raptschinsky te Amsterdam.
Wijnman