Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 10

[Kinschot, Mr. Louis of Lodewijk van]

KINSCHOT (Mr. Louis of Lodewijk van), geboren te 's Gravenhage 21 Febr. 1595 (in 't huys van Bronckhorst, Corte Nobelstraat), ged. ald. 21 Mrt. d.a.v., overl. te 's Gravenhage in Juli 1647, begr. Gr. K., zoon van Mr. Jasper (1), die voorgaat, en van Josina Pijll, en petekind van Louise de Coligny, prinses van Oranje.

Hij studeerde en promoveerde te Leiden, werd advocaat voor het Hof van Holland en was van 7 Juni 1627 tot 15 Mei 1632 secretaris van de Rekenkamer van Holland, daarna auditeur bij genoemde Kamer. Hij woonde in 1632 en later aan de zuidzijde van de Spuistraat en kocht 24 Maart 1635 voor ƒ 17800 de buitenplaats ‘Oostenburg’ te Voorburg (Die Haghe (1903), 351, 352). Hij was voogd over de natuurlijke kinderen van prins Maurits (Nederland 1904, p. 322) en beoefende soms de latijnsche poëzie. Van hem komt een gedicht voor vôôr het werk, getiteld:

[p. 464]

Bergen op den Zoom beleghert.... ende ontleghert.

Hij huwde tweemaal. Eerst (te Middelburg?) 6 Sept. 1620 met Maria de Jonge, geb. te Zierikzee in Juli 1603, begr. te 's Gravenhage 9 Juni 1630, zuster van Job, en dochter van Jan Jan Anthonisse, heer v. Oosterland etc., burgemeester van Zierikzee, en van diens 2e vrouw Maria Vierling.

Daarna hertrouwde hij te 's Gravenhage 6 Juli 1631 met Catharina Hesselt van Dinter, geb. 5 Juli 1612, overl. te 's Gravenhage 5 Juni 1703 (na in Sept. 1655 hertrouwd te zijn met Mr. Iman Cau), dochter van Matthias, presid. van den Leenhove van Brabant, en van Philippote van Meganck.

Caspar Barlaeus vervaardigde een latijnschen lijkzang op den dood der 1e vrouw en een bruiloftszang op het 2e huwelijk. Zie diens Poëmata (Amst. 1655, kl. 8^o).

Een zoon uit het eerste huwelijk, Mr. Jasper (2), gaat voor.

Regt