[Kinschot, Mr. Johan Anthonie van]
KINSCHOT (Mr. Johan Anthonie van), heer van Kinschot, geb. te Delft 11 Juli 1708, ged. Oude K. 15 Juli, overl. te Delft 21 Oct. 1766, begr. te Heemstede, zoon van Mr. Gaspar en van Catharina Cornelia van Kinschot. Hij was heer van Kinschot bij opdracht 5 Mrt. 1763 van den generaal-majoor Roeland (dl. III, kol. 692). Studeerde te Leiden sedert 3 Mei 1727 en promoveerde aldaar 4 Nov. 1729 op een: Dissertatio Historico-juridica Inaug. de Legibus Romanorum Sumptuariis.... Hij werd daarna advocaat voor het Hof 16 en voor den Hoogen Raad 17 Nov. 1729 en ter Admiraliteit op de Maze 4 Oct. 1730; commies-generaal van H.H.M. convooyen en licenten ter genoemde admiraliteit, resideerende in Gelderland, van 21 Oct. 1733 tot einde Dec. 1740. In 1740 ministerresident van onzen Staat aan het Hof te Brussel, in April 1741 ontvanger der subsidiën van de geretroceerde plaatsen in W. Vlaanderen ‘volgens het tractaat van Barrière aan deezen Staat besprooken’. In 1749 minister-resident bij den prinsbisschop van Luik en sedert 5 Juni 1750 ontvanger van de convooyen en licenten ter admiraliteit op de Maze te Rotterdam. In 1741 behoorde hij tot de 36 heeren van de Doorluchtige Lieve Vrouwen Broederschap te 's Hertogenbosch en in 1759 was hij hoogheemraad van Woerden en hield toen te Delft verblijf, waar hij in 1759 veertigraad, in 1761 weesmeester en in 1765 schepen der stad werd. In het volgend jaar is hij ongehuwd overleden.
In de Gedichten van Poot (Delft 1747) III, 167 vindt men een niet onverdienstelijk lijkdicht op dezen van Kinschot.
Een door een onbekend kunstenaar geschilderd portret in de collectie jhr. Mr. A.R.P. van Kinschot te Rotterdam.
Regt