[Kinschot, Hendrick van]
KINSCHOT (Hendrick van), geb. te Turnhout 31 Oct. 1541, overl. te Brussel 27 Aug. 1608, begr. in St. Goedele, zoon van Ambrosius, hiervóór, en van Anna Gevaerts.
Na zijn voorbereidende studiën vertrok hij naar de hoogeschool te Leuven, waar hij student in de wijsbegeerte en de rechtsgeleerdheid werd. Hij verbleef ook eenigen tijd aan de hoogeschool te Parijs, mede om de fransche taal goed machtig te worden, maar keerde na eenigen tijd naar Leuven terug, waar hij 30 Aug. 1566 werd bevorderd tot licentiaat in de rechten. Om zich verder in de praktijk te bekwamen, begaf hij zichnaar Johannes Gevartius, zijn oom van moeders zijde, advocaat te Brussel. Als advocaat zette hij zich mettertijd te Brussel neder en oefende daar gedurende 40 jaar met grooten roem de praktijk uit, was de vraagbaak van velen en leidde een aantal jongelieden tot de studie der rechtsgeleerdheid op. Herhaaldelijk aangezocht tot het ambt van raadsheer, bedankte hij evenwel om gezondheidsredenen. Hij liet verscheidene tractaten over rechtsgeleerde onderwerpen na, die verschenen onder den titel: Responsa, sive Consilia Juris. Item, de Rescriptis gratiae a Supremo Senatu Brabantiae nomine Ducis concedi solitis, tractatus septem (De licentia testandi aut aliter disponendi de feudis a duce aut ejus senatu obtinenda) (Lov. 1633, fol.), met opdracht van den bezorger Valerius Andreas. (Kennelijk na den dood van v.K. uitgegeven.)
Hij huwde vóór 1577 met Marguérite Douglas dite Scott, overl. te Mechelen 18 Aug. 1632, dochter van François, heer van Bautersem, en van Anne Bosschaert. Een zoon, François, gaat hiervóór.
Zie: Paquot, Mémoires I, 400; IV, 270.
Regt