[Jelgerhuis, Johannes]
JELGERHUIS (Johannes) Rienksz., schilder, geboren 24 September 1770 te Leeuwarden en overleden te Amsterdam op 6 October 1836. In de eerste plaats was hij een leerling van zijn vader Rienk Jelgerhuis met wien hij, nog jong, naar Amsterdam ging. Hij teekende en etste en maakte kleine illustraties voor almanakken, terwijl hij zich ook bezighield met politieke karikaturen. Schilderles nam hij bij den landschapschilder P. Barbiers Pzn. Met zijn vader is hij naar Rotterdam gegaan. In 1792 is hij gehuwd en hij woont dan in Delft, waar hij zich met zijn schoonvader associeerde. Wanneer deze en ook zijn vrouw zijn overleden, keert hij naar Amsterdam terug, waar hij tooneelspeler wordt en in den stadsschouwburg optreedt. De schilderkunst heeft hij echter niet verwaarloosd. In en om Amsterdam maakte hij stadsgezichten en landschappen, dikwijls in aquarel, terwijl wij ook eenige kerkinterieurs van hem kennen. In het Rijksmuseum te Amsterdam bevindt zich een schilderij uit 1820 van den boekwinkel van P. Meijer Warnars, die in 1827 een werk van Jelgerhuis uitgaf: Theoretische lessen over de gesticulatie en mimiek. Evenals zijn vader heeft ook hij portretten geschilderd. Van verschillende tooneelspelers zijn portretten in omtrekgravure bewaard. Zijn nalatenschap werd 12 December 1836 te Amsterdam verkocht.
Portretten: twee prenten door J. Jelgerhuis en een litho van Desguerrois en Co.
Zie: A. von Wurzbach, Niederl. Künstlerlexikon I (1906), 754; U. Thieme und F. Becker, Allgem. Lexikon der bildenden Künstler XVIII (1925), 496-97; G.H. Marius, De Holl. Schilderkunst in de 19e eeuw (1920), 64; F. Muller, De Nederl. Gesch. in platen. Bereden. beschr. v. Hist. platen II (1876/77), III (1879).
van Guldener