was ook het voorwendsel, waarop Sigismund van den Paus de herroeping op zijn toestemming had afgedwongen. Zijn motief was de juist gebleken vrees voor uitbreiding van de bourgondische macht. Hierbij vond hij een bondgenoot in den broeder van den overleden graaf van Holland, in Jan van Beieren, Jan zonder Genade, den elect van Luik, dien hij 18 dagen na het huwelijk, maar naar het schijnt nog zonder van de voltrekking kennis te hebben gedragen, plechtig met de graafschappen Henegouwen, Holland en Zeeland beleende. Bovendien liet hij hem in het voorjaar van het volgend jaar in het huwelijk treden met Elisabeth van Görlitz, zijn candidate voor den brabantschen troon. De sinds omstr. 1350 bestaande partijschappen in Holland drukten onmiddellijk hun stempel op het conflict Jan van Beieren - Jan van Brabant. De Kabeljauwen waren voor den eersten, de Hoeken voor den tweeden, evenals Henegouwen. Jan IV verscheen 20 Juni 1418, weliswaar met een legertje van ong. 1500 man voor Dordrecht, waar Jan van Beieren zich reeds had laten huldigen, doch hij zette niet door en trok zich een maand later weer terug. 13 Febr. 1419 had er onder bemiddeling van Philips, den lateren Philips den Goede, een soort verzoening plaats, waarbij Jan van Beieren den titel van ruwaard en een deel van Holland kreeg. Was het reeds hieruit duidelijk, dat Jan IV niet van zins was, tot het einde toe voor de rechten zijner vrouw op te komen, 21 Apr. 1420 maakte hij het nog bonter. Omgekocht door zijn mededinger gaf hij hem toen nl. de regeering over heel Holland voor 12 jaar in handen. Hij dreef de smakeloosheid zelfs zoo ver, ook over overgave van het bewind in Henegouwen te onderhandelen, dat toch stellig in meerderheid op de hand van Jacoba was.
Jan's laksheid, die al spoedig in wanbestuur en gunstelingenheerschappij ontaardde, bezorgde hem ook in Brabant moeilijkheden. Dat Laura van Assche een van zijn maîtresses was, zal den Brusselaren onverschillig geweest zijn, maar dat hij hun Laura's vader, Willem van Assche, als amman wilde opdringen, vergaven zij hem niet. De Staten zijn niet langer in oppositie, doch zij weigeren eenvoudig de gehoorzaamheid. Toen Jan hen te Brussel bijeenriep, trok het meerendeel naar Leuven, waarheen het stadsbestuur hen had uitgenoodigd en zij namen er het besluit, den hertog geen subsidies meer toe te staan, als zijn verkwisting niet ophield. Wanneer hij weliswaar enkelen van zijn raadgevers verwijdert, doch slechts om er nog doldriestere voor in de plaats te kiezen, roepen de Staten de hulp in van zijn jongeren broer, Philips van St. Pol. Philips werd officieel tot regent benoemd te Leuven, waar Jacoba en haar moeder zich bij hem voegden. Toen Jan echter zag, dat het ernst was, boog hij het hoofd, waarop Philips zich terugtrok.
Toen, 6 Jan. 1425, Jan van Beieren stierf, begaf Jan zich naar Holland, 5-28 Febr., om er bezit van te nemen. Doch niet meer voor zijn vrouw; Jacoba had intusschen zelf, ofschoon haar huwelijk nog niet officieel nietig verklaard was, naar daadwerkelijker hulp omgezien en was daarvoor met Humphrey van Gloucester in het huwelijk getreden. Daardoor geraakte Jan IV echter in strijd met den machtigen Philips, die zich nauw met Jan van Beieren verbonden had, een bondgenootschap, waaraan deze zich, uit vrees voor een engelschen inval, in Holland niet had durven onttrekken en dat er zelfs op uitgeloopen was, dat hij Philips tot zijn erfgenaam benoemd had. Zoo kwamen èn Jan IV èn Jacoba tegenover den machtigen Bourgondiër te staan. Gloucester ontzonk onder deze omstan-