[Ingels, Mr. Simon]
INGELS (Mr. Simon), geb. te Amsterdam 1618, overl. nà 1660, letterkundige. Hij was een zoon van Mr. Jan Ingels, die voorgaat, liet zich 22 Febr. 1640 als jur. student te Leiden inschrijven en vestigde zich na zijn promotie als advocaat in zijn geboortestad. Hij vertrok 19 April 1660 als hollandsch consul naar Barcelona, na zijn broeder Reinier (2), die voorgaat, een notarieele volmacht te hebben gegeven om zijn zaken te beheeren. Omtrent zijn latere lotgevallen is niets bekend.
Hij schreef De getrouwe herderin. Lantspel. Door S.I. Met eenige gedichten van de zelve (Amsterdam 1658). Dit tooneelstuk is een vertaling van Contarini's La fida nimfa (1598). De gedichten hebben geen bijzondere poëtische waarde. Er blijkt uit, dat Ingels verliefd was op Maria Crombalch, de dochter van Tesschelschade; hij bezong ook haar ziekbed en dood (1647), benevens die van haar moeder (1649). Verder vindt men onder de gedichten bijschriften op portretten van Hooft en Vondel. Hij stond dus met dezen in betrekking. In de voorrede van den bundel, die gedateerd is te Vreeland den 15den van Herfstmaand 1658, vertelt de dichter, dat de gepubliceerde gedichten ‘voor lange jaren zo buyten als binnen 's lands (zijn) aangegroeyt’; het landspel had hij voleindigd op de buitenplaats Landewaart te Vreeland in den winter van 1657, nadat hij er 10 à 12 jaar niets aan had gedaan. In het Prentenkabinet te Amsterdam bevindt zich nog een door Rembrandt geëtst portret van Lieven Willemsz. van Coppenol (dl. VII, kol. 322), met gecalligrafeerd gedicht van Ingels op Coppenols schrijfkunst uit 1658, geteekend ‘S.I. advo(caa)t’ (1661). Op een plano, getiteld Gedichten op de afbeeldinghe en penne-konst van Mr. Lieven van Coppenol (Amst. 1661), komt een gedicht voor van S. Engelsz., zonder twijfel een verschrijving voor S. Ingels.
Het portret van Simon Ingels werd geschilderd door Dirk Bleker; het werd door den dichter bezongen, doch is thans niet meer aan te wijzen.
Vroeger noemde men hem ten onrechte Simon (van) Ingen. Omstreeks 1658 was er echter slechts één advocaat te Amsterdam, op wien de initialen S.I. konden slaan en dat was Simon Ingels.
Zie: T.M.C.H. van Rijckevorsel, Geschiedenis van het R.C. Maagdenhuis te Amsterdam (1887), 54; J.G. Frederiks en F.J. van den Branden, Biogr. woordenboek der noord- en zuidnederlandsche letterkunde (1892), 2e dr., 386 i.v. Ingen; Moes, Iconographia batava I (1897), no. 3921; J.A. Worp Geschiedenis van het drama en het tooneel in Nederland I (1904), 457; II (1908) 129; dez., Een onwaardeerlijcke vrouw (1918), XLIV, 329, 330, 339, 349; J.F.M. Sterck, Oorkonden over Vondel en zijn kring (1921), 177, 186; J. te Winkel, Ontwikkelingsgang der Ned. letterkunde 2e dr. III (1923), 157; J.F.M. Sterck, Rondom Vondel (1927), 45, 46; H.F. Wijnman, Mr. Lieven van Coppenol in het Jaarboek Amstelodamum (1933), 143, 155, 161.
Wijnman