[Ingels, Mr. Reynier (2)]
INGELS (Mr. Reynier (2), somtijds minder juist Engels of Engelen genoemd, geb. te Amsterdam 1620, overl. aldaar 14 Maart 1673. Hij was een zoon van Mr. Jan Ingels, die voorgaat, en behaalde vermoedelijk te Leuven den graad van licentiaat in de rechten. Zijn opleiding tot priester genoot hij aan het college der Oratorianen te Parijs. Op 10 Dec. 1650 volgde hij Mr. Pieter Ysbrandsz., die 17 Nov. van dat jaar was overleden, op als pastoor te Uitgeest. Al spoedig kwamen er echter klachten over zijn optreden ten opzichte zijner parochianen (‘de duritia in regimine et controversione cum domesticis’). In 1653 moest hij Uitgeest verlaten; hij huurde in dat jaar een huis te Amsterdam, waarschijnlijk om hierin een kapel te stichten. Na eenige jaren werd hij de opvolger van den pastoor van het St. Annakerkje te Oetewaal, Martinus Snellenburg, die 16 Oct. 1660 was overleden. Dit kerkje werd in 1663 verplaatst naar den uitersten hoek van Oostenburg (aan de voormalige Papenkerkbrug), enkele jaren daarna naar Kattenburg in het huis ‘de Ploeg’. Als pastoor van deze statie is Ingels overleden. Na zijn dood werd de kerk wederom verplaatst en wel naar het Kattenburgerplein, waar Catharina Agatha de Kies, weduwe van Mr. Nicolaas Benedictus Ingels (zie art. Mr. Reynier Ingels (1) een drietal perceelen had aangekocht. Ingels was ook priester van het Berulliaansch oratorium. In de latijnsche Batavia Sacra (1714), 381, komt een hollandsch vers voor van zijn hand tot lof van pastoor Pieter Ysbrandsz. te Uitgeest, geteekend R.I.
Zijn portret geschilderd in 1660 (gerepr. bij Sterck en van Dillen, zie in fine) hangt thans in het Museum Amstelkring te Amsterdam en heeft het volgende opschrift ‘LUCe et MUnDo (gevende het jaartal der schildering) C. Ingelius pnt. fratri suo obtulit’; het is dus vervaardigd door Cornelis Ingels, die voorgaat. Tot dusverre heeft men echter als naam van den schilder gelezen ‘J. (?) Ingelius’ en daaruit afgeleid, dat Reynier een broeder Johannes gehad moest hebben, dien men daarenboven nog zonder eenigen grond identificeerde met den schilder Johannes Engels, die (volgens A.D. de Vries in Oud- Holland 1885, 142) op 29 Juli 1669 vijftig jaar oud was. Over den zilveren kelk aan Reynier (2) geschonken door zijn broeders en zusters, thans op het Begijnhof te Amsterdam, zie men het artikel betreffende Mr. Jan Ingels.
Reynier Ingels(2) heeft een zekere bekendheid verworven, omdat Sterck hem meende te herkennen als sergeant op de in 1642 geschilderde Nachtwacht van Rembrandt (De sergeant Reynier Engelen op Rembrandts Nachtwacht in Oud- Holland, 1907, 65, met aanvullingen herdr. in Sterck, Rondom Vondel, 1927, 47). Van Dillen heeft echter afdoende bewezen, dat de bedoelde sergeant de lakenkooper Reynier Engelen was, woonachtig op den Nieuwendijk (Jaarboek Amstelodamum, 1935, 101). Moes heeft trouwens reeds beide personen uitdrukkelijk onderscheiden.
Zie: Oudheden en gestichten van Amstelland enz. II (1721), 161; Bijdragen voor de geschiedenis van het bisdom van Haarlem II (1874), 129-131; IV, (1876), 442; VIII (1880) 326, (1925); XLIII 224; Archief voor de gesch. van het aartsbisdom Utrecht I (1875), 272; XI (1883), 128, 129; XXIV (1897), 250; Historische tentoonstelling van Amsterdam (1876), no. 1567; T.M.C.H. van Rijckevor-