[Hogendorp, Dirk, 4e graaf van]
HOGENDORP (Dirk, 4e graaf van), geb. te Amsterdam 1 Maart 1833, overl. te 's Gravenhage 25 Jan. 1857, zoon van Mr. Dirk, 3en graaf v.H., die voorgaat, en van jkvr. Marianne Cathérine van Hogendorp.
Hij ontving een christelijke opvoeding, mede door zijn vaderlijken vriend Groen van Prinsterer en begaf zich naar de academie te Leiden (ingeschr. 5 Sept. 1851), waar hij in een zware ziekte verviel. Bij zijn herstel daarvan schreef hij zijn beroemde Commentatio de juris gentium studio in patria nostra post Hugonem Grotium (Amst. 1856). Deze verhandeling, door de utrechtsche hoogeschool met goud bekroond, trok tot zelfs in het buitenland de aandacht, o.a. in het Leipziger Repertorium van Gersdorff (Jan. 1857). Robert Phillimore rangschikte in zijn Commentaries upon International Law III (Lond. 1857) de ‘sketch by M.v. Hogendorp, a Dutch jurist of the Dutch school of Jurisprudence founded by Grotius’ onder de ‘valuable recent accessions to the library of the International Jurist’.
Hij werd cand. in de letteren en de beide rechten, doch overleed nog vóór zijn promotie. Bij zijn uitvaart op de algemeene begraafplaats aan den Scheveningschen weg hield de heer Capadose een treffende lijkrede.
Zie: Corn. des Amorie van der Hoeven in Residentieblad (1857), no. 20; G.W. Vreede in Wkblad v.h. Regt 29 Jan. 1857; Groen v. Prinsterer, Adviezen II (voorrede); Leidsche Stud. Almanak, 1858; Scheffer en Obreen, Gesl. Hogendorp, 46; Nederl. Adelsboek (1920), 369.
Regt