privaatles in scheikunde, o.a. aan een der leidende personen der aldaar bloeiende aardewerkindustrie. Den 7en April 1857 vestigde hij zich als apotheker in zijn geboortehuis op de Steenstraat te Venlo. Na te Utrecht examen te hebben afgelegd, werd hij ook den 20en Maart 1858 benoemd tot militair apotheker 3e klas, op 10 Sept. 1863 volgde zijn bevordering tot apotheker 2e en op 4 Febr. 1875 tot apotheker 1e klas. De pharmacie beoefende hij met de grootste toewijding. Van nature was hij echter meer aangelegd voor wetenschappelijk werk. Op het gebied van drinkwateronderzoek maakt hij zich zeer verdienstelijk in de geheele provincie Limburg, maar vooral in zijn geboorteplaats. Waar de geheele watervoorziening van Venlo geschiedde door putten gelegen binnen de eng bebouwde kom der gemeente in de onmiddellijke nabijheid van beerputten, etc. lag de verontreiniging der waterputten voor de hand en was het gevaar voor epidemieën zeer groot. De gemeente Venlo was daardoor een uiterst vruchtbaar terrein voor zijn werk. Zijn werkzaamheden op dit gebied brachten hem in contact met de vooraanstaande chemici in ons land. De amsterdamsche hoogleeraar in de scheikunde J.W. Gunning, stelde zich in 1878 persoonlijk op de hoogte van v.d. Grinten's werk te Venlo. Het resultaat zijner onderzoekingen op dit gebied werd door prof. Gunning op zijn colleges met den grootsten lof vermeld. De uitvinding van een rationeel waterfilter opende schitterende vooruitzichten, toen op het laatste oogenblik bleek, dat een fransch scheikundige Chéavin geheel onafhankelijk dezelfde ontdekking gedaan en zelfs gepatenteerd had. De benoeming tot lid van den geneeskundigen raad van Noord-Brabant en Limburg en van de examencommissie voor apothekersassistent beteekende een erkenning der regeering voor zijn verdiensten op
wetenschappelijk gebied. De bereiding van boterkleursel volgens een veel verbeterde methode maakte zijn wetenschappelijk werk vruchtbaar voor hem en zijn gezin. Dit oorspronkelijk klein bedrijf groeide uit tot de latere Chemische fabriek L. van der Grinten te Venlo, een onderneming, die zich niettegenstaande de moeilijke tijdsomstandigheden onder zijn zoon en kleinzoons belangrijk heeft uitgebreid. Hij had ook een warm hart voor de stad zijner inwoning. Het onderwijs, zoowel lager- als middelbaar- en ambachthad zijn allergrootste belangstelling. Van 1879 af tot zijn overlijden was hij voorzitter van de plaatselijke commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs. De verhooging van het wetenschappelijk peil in zijn geboortestad bevorderde hij zeer door in 1861 het wetenschappelijk genootschap Puteanus op te richten, waarvan hij vele jaren voorzitter was, totdat hij na het zilveren jubilé als zoodanig gevierd te hebben, wegens ziekte moest scheiden. Hij was den 18en Febr. 1862 te Venlo gehuwd met Elisabeth Francisca Anna Hubertina Muysers (geb. te Venlo 27 Aug. 1834, overl. ald. 20 Sept. 1910), dochter van Hendrik Mathijs M. en Helena Clara Smabers, uit welk huwelijk 12 kinderen werden geboren.
Zie: Zijn Necrologie in het Venloosch Weekblad dd. 13 April 1895 met aan vulling in hetz. blad dd. 20 April 1895; Maandblad der Sectie voor Natuurwetenschappen 1872, no. 3, waarin een artikel van hem voorkomt getiteld: Proeven om fermentachtige stoffen in drinkwater op te sporen; Correspondentie met prof. Gunning in bezit van Fr. van der Grinten te Venlo; Mededeelingen van Fr. van der Grinten te Venlo en L. van der Grinten te Ginneken-Breda; L. van der Grinten, Genealogie van der Grinten (m.s.) J. Verzijl, Genealogie Muysers (m.s.).
Verzijl