over de toepassing van klassieke metra in nederlandsche verzen. De gedichten zelf zijn om deze techniek eigenaardig, maar overigens eerder zonderling te noemen. C.J. Albrecht vertaalde enkele er van in zijn Die römischen und holländischen Dichter in ihren Meisterstücken (Amst. 1777-78).
Hij had een broeder Fredericus G., predikant te Bennekom, als proponent daar beroepen 19 Nov. 1648 en overl. 1679, die voor zijn broeders dichtbundel een lofdicht schreef.
Het portret van Conr. G. werd gegraveerd door Abraham Conradus 1655, afgebeeld in Het Boek XXII bij blz. 231.
Zie: G. van de Zee, Kerkgeschiedenis van Vaassen (Epe 1934); J.C. van Slee, Franc. Martinius (Dev. 1904); G. Brandt, Leven van Hooft (ed. P. Leendertz Jr., 's Grav. 1932), 33 v.; Hooft, Brieven (ed. v. Vloten) IV, 61, 76; Barlaei Epistolae 899; Martinius, Epistolae passim; Huygens, Briefwisseling ed. Worp, III, 370; F. Kossmann, Ned. Versrythme (1922), 54-56; dez., C. Goddaeus en zijn Laus ululae in Het Boek XXII, 231 -256 en XXIII, 97-100.
Kossmann