gezinden te Amsterdam aansloten. Josephus werd 12 Febr. 1637 als ‘Josephus Dreuw Amsterodamenis’ te Leiden als student ingeschreven en promoveerde aldaar reeds op 17 Dec. van hetzelfde jaar tot doctor in de medicijnen. Den 8sten Juli 1640 werd hij tot leeraar bij de Doopsgezinden in zijn woonplaats benoemd; ‘hij sorgde (vreesde) evenwel dattet niet wel gaen sou met sijn spraeck (uitspraak) omdat hij het Engelsch gewent was’. Op 16 Nov. 1646 ondertrouwde hij (wonend op den O.Z. Achterburgwal) met Aaltje Anslo, weduwe van Guillebert Claesz. en dochter van Cornelis Claesz. Anslo (dl. I, kol. 153), den vriend van Vondel.
Joseph Drew schreef een latijnsch gedicht voor in Josephs droef en blij-eynd' spel van Jan Tonnis, onderteekend Josephus Drew, med. stud. (omstr. 1636). Joh. Verlaen (dl. IX, kol. 1196) droeg hem zijn dissertatie De scorbuto (1642) op.
Zijn zuster Phebe werd in 1639 bij de waterlandsche Doopsgezinden te Amsterdam gedoopt; zij ondertrouwde 23 Jan. 1640 met den boekhouder Frederick Franken (zie art. in dit dl.).
Zie: Waddington, Congregational history, 163; J.G. de Hoop Scheffer, De Brownisten te Amsterdam in Verslagen en Mededeelingen der Kon. Akademie van Wetenschappen, Afd. Letterkunde, 2e reeks, 10e dl. (1881), 371; H.H. Knippenberg, Reyer Anslo (1913), 15, 16; Bronnen voor de geschiedenis der Leidsche Universiteit, uitg. door P.C. Molhuysen, II, 212; Album studiosorum Leiden; Jaarboek Amstelodamum XXX (1930), 134, 135.
Wijnman