[Droochsloot, Joost Cornelisz.]
DROOCHSLOOT (Joost Cornelisz.), schilder en etser, werd geb. in 1586 vermoedelijk te Utrecht en is gest. aldaar 14 Mei 1666. In 1616 is hij lid van het St. Lucasgilde te Utrecht, en in 1623, 41 en 42 hoofd van dat gilde. In 1618 was hij te U. gehuwd met Angenietje van Ryevelt, die in 1665 stierf. Zij hadden één zoon, Cornelis, die 21 Febr. 1630 gedoopt werd en later ook schilder werd. D. kocht in 1620 te Utrecht een huis. Hij was er regent van het Hiobsgeesthuis in 1638 en schonk een schilderij aan dat gesticht. In 1665 en 1666 was hij medelid van het schilderscollege in Utrecht. Misschien heeft hij ook in den Haag eenigen tijd verblijf gehouden. D. schilderde voornamelijk dorpsgezichten met figuren, min of meer onder invloed van A. v.d. Venne. Dikwijls herhaalt hij zijn composities, zoo zien wij meestal op den voorgrond een gewoel van menschen, goed gegroepeerd, op een dorpsplein, daarachter in het verschiet een straat met aan beide zijden huizen; de kleuren zijn geelbruin met een sterk rood en groen hier en daar; ze vervelen gauw wat kleur betreft. Behalve dergelijke onderwerpen schilderde D. ook historische en bijbelsche voorstellingen, een enkel portret, winterlandschappen. Zijn vroege werken van omstr. 1620 hebben iets zeer levendigs en zijn fijner van toon dan de latere. Tot zijn etsen behooren een boerenmaaltijd, een reeks bedelaars. Zijn leerlingen waren o.a. Jan Petersen, Peter van Straesborgh, Steven de Leeuw, Jac. A. Duck, Corn. Duck en zijn eigen zoon.
Een geschilderd zelfportret, gedateerd 1627 in de verzameling P.v. Semenow te Leningrad en een gedateerd 1630 in de verzameling H. Havard te Parijs.
Zie: U. Thieme u. F. Becker, Allgemeines Lexikon der bildenden Künstler (K. Lilienfeld) IX (1913), 574; A. von Wurzbach, Niederlandisches Künstlerlexikon I (1906), 426; C. Hofstede de Groot in Oude Kunst (1915-16), 285; H. van Hall (en B. Wol-