inschrijven, waar hij zijn voorbereidende studie deed onder de professoren Opzoomer en Buys Ballot en zijn medische opleiding onder leiding der hoogleeraren Donders, Goudoever, Suerman, Loncq en Schroeder van der Kolk.
Een geval in zijn praktijk van ophooping van epitheelcellen, dat zoowel naar vorm als verloop in den regel voor kanker gehouden werd, maar door hem niet onder die gevreesde ziekte gerangschikt werd, leverde hem het onderwerp voor zijn proefschrift. Met de verdediging dezer in het Latijn geschreven Dissertatio Pathologico-chirurgica Inaugeralis De Epitheliomate, waarin hij zijn ervaringen betreffende structuur, diagnose, prognose en therapie van de epitheliomen behandelde en het verschil tusschen deze en kanker aantoonde, promoveerde hij cum laude op 11 Februari 1853. In 1855 verwisselde hij zijn praktijk te Assendelft met die te 's-Grevelduin Capelle, om 1 November 1857 benoemd te worden tot directeur van het te openen Geneeskundig Gesticht voor Minderjarige Idioten te 's Gravenhage, een stichting van Ds. C.E. van Koetsveld, jhr. W.F. Gevers Deynoot, jhr. Mr. H.J. van der Heim, H. van den Heuvel en Dr. Brouwer Starck.
Daar deze betrekking, als van te ambtelijken aard, hem niet voldeed, vestigde hij zich, na ontslag gevraagd te hebben, tegen 1 November 1858 als praktiseerend geneesheer te Voorburg, waar hij zich in een groote praktijk verheugen mocht en op 30 Juli 1869 overleed.
Donkersloot