[Dispa, Henricus]
DISPA (Henricus), priester, geb. te 's Gravenhage, overleed Mei 1748 te Brugge of Sluis en werd begraven te Lapscheur.
Henricus Dispa was van 1733-39 werkzaam als kapelaan in den Posthoorn te Amsterdam. In 1739 werd hij benoemd tot pastoor te Kethel; 16 Febr. 1742 werd aan H.D., pastoor te Kethel in Delfland, door een resolutie van den Raad van State het verzoek toegestaan om zijn benoeming door den bisschop van Brugge als pastoor te Sluis in Staats-Vlaanderen aan te nemen. Zijn handteekening komt het laatst voor in de huwelijksregisters te Kethel 23 Jan. 1742, waarbij een bloedverwante Joanna Dispa teekent als getuige.
In Sluis moest de pastoor tijdens de bezetting door de Franschen (1747-49) de katholieke plechtigheden, processie, begrafenissen enz. openlijk verrichten, waardoor de Protestanten zeer verbitterd werden. De pastoor werd ziek te Brugge en overleed aldaar, zegt Krüger.
Zie: Bijdragen bisdom Haarlem XXV (1900), 454; XXVI (1901), 160; XXXVIII (1918), 259; Krüger, Gesch. bisdom Breda IV, 612; Archief aartsb. Utrecht II, 156.
Fruytier