hem als uitgever; hij laat dan o.a. werken van Jean Taffin drukken bij Gilles Rooman te Haarlem. Later heeft hij de beschikking over het drukkersmerk van zijn beroemden neef Hieronymus Commelin, die voorgaat. Na diens dood (1597) behartigde hij o.a. met de hulp van zijn bloedverwant Jude Bonnenuit de zaken te Heidelberg, waar hij herhaaldelijk vertoefde; onder meer blijkt dit uit brieven van Scaliger aan Gruterus. Tot 1604 zijn nog een groot aantal Commelinusuitgaven te Heidelberg gedrukt; daarna werd echter de drukkerij van de hand gedaan en werden de uitgaven door anderen gedrukt. De vraag is of Commelin beschouwd moet worden als de uitgever van een zestal meest hebreeuwsche werkjes van Hugh Broughton (dl. IX, kol. 106), die in 1606 op de mis te Frankfort voorkwamen; vermoedelijk had hij deze slechts in commissie. Van 1612 af komt Leiden als plaats van uitgaaf voor; in dat jaar wordt Abr. van der Mylii Lingua Belgica gedrukt ‘Lugduni Batavorum pro bibliopolio Commeliniano’, (het octrooi wordt 7 Juni 1611 verleend aan ‘Jehan Commelijn bouckvercooper tot Leyden’). Van Commelin's uitgeverszaak was te Genève een filiaal gevestigd ten huize van Pierre Aubert. Na zijn overlijden werd de affaire voortgezet door zijn weduwe, die echter reeds in 1621 overleed (begr. in de Oude Kerk te Amsterdam 19 Mei van dat jaar). O.m. verscheen toen een nieuwe titeluitgaaf van den drietaligen bijbel, een Commelinus-druk uit 1588 (1616) en een 5e druk van Scaliger's Poetice (1617), verder een 7e editie van de Expositio Novi Testamenti van Marloratus met het adres ‘sumptibus viduae Johannis Commelini’ (1620),
zonder plaatsaanwijzing.
Uit de beide huwelijken van Jan Commelin (2) werden tien kinderen geboren: Jan, geb. omstr. 1577, boekverkooper in de Molensteeg te Amsterdam, overl. ald. 8 Juli 1602, in 1599 gehuwd met Neeltje Coppit (uit dit huwelijk werd één zoon Jan geboren, die op 8-jarigen leeftijd stierf); Willem, geb. en overl. in 1584; Catharina, geb. 1585, in 1607 getrouwd met Cornelis Walichsz., in 1616 met Frans Marsen; Maria, Abraham, Sara en nogmaals Sara, allen jong gestorven; Abraham, die voorgaat; Isaac, zie dl. VI, kol. 325, en Jacob, die voorgaat.
Zie: A.M. Ledeboer, Alfabetische lijst der boekdrukkers enz. (1876), 38; Moes-Burger, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de 16e eeuw (1915) IV, 153 e.v.; Elias, De vroedschap van Amsterdam I, 189, 411; II, 569, 570; A.B. van der Vies, Bijdrage tot de genealogie van het geslacht Commelin in De Ned. Leeuw (1923), 152; C.P. Burger Jr., Amsterdamsche boeken op de Frankforter mis in Het Boek XXIII, 183, 192.
Wijnman