[Codde, Pieter]
CODDE (Pieter), genre- en portretschilder, werd begin Dec. 1599 te Amsterdam geb., gedoopt 11 Dec. 1599, en 12 Oct. 1678 in de Nieuwe Kerk aldaar begraven. Hij was de 11de zoon van Jacob Pietersz. Codde, knecht aan den haventol, en van Maria Jansdochter. Zijn grootmoeder was een zuster van een der amsterdamsche burgemeesters. Hij huwde 27 Oct. 1623 met Marritje Aerentsdr. Schilt, 18 jaar oud en dochter van een rijken hoedenmaker; hij scheidde echter reeds spoedig, in 1636, van haar, daar zij lichtzinnig was (zij had waarschijnlijk ook een liefdesgeschiedenis met den schilder Pieter Potter).
P. Codde zelf had een opvliegend karakter, zooals blijkt uit het feit, dat hij op 2den Pinksterdag 1625 bij een woordenwisseling zijn leerling Willem Duyster een kan naar het hoofd gooide. C. was echter rechtvaardig en edelmoedig van karakter. Reeds spoedig werd C. een bekend schilder. In 1625 draagt Elias Herckmans aan C. ‘konstigh schilder tot Amsterdam’ zijn tooneelstuk Tyrus op. Het schijnt dat C.'s schilderij, de verovering van Tyrus door Alexander den Groote, de aanleiding tot Heckmann's stuk was. Codde schijnt zelf ook gedichten gemaakt te hebben o.a. in Het Hollandsch Nachtegaelken (1633). In 1628 woont hij in de Jodenbreestraat in de buurt van Rembrandt's huis. Hoewel hij in 1631 slechts 1000 gulden bezat, kocht hij in 1657 voor 5000 gulden een huis op de Keizersgracht tusschen Huidenstraat en Leidsche gracht. Misschien heeft C. vóór 1636 in Leiden en Haarlem gewoond; men zou dit kunnen afleiden uit het feit, dat toen in zijn bezit waren een Vanitas door Frans Hals Jr., een landschap door Molijn, 2 Salom. Ruysdaels, een Pieter Claesz, Jan Porcellis en werken uit de leidsche school als een Joh. de Heem en 5 van Goyens. Na een beroerte maakt hij 8 Oct. 1669 een testament, waarin hij alles verdeelt onder zijn neven en nichten. Op 14 Mei 1672 nam C. deel aan de taxatie van de schilderijen, welke Gerrit Hylenburgh aan den Grooten Keurvorst verkocht had. Op het laatst van zijn leven benoemde hij zijn dienstbode Barendje Willemsdr., die hem 21 jaar lang verzorgd had, tot universeel erfgenaam.
C. was een veelzijdig kunstenaar, hij schilderde eenige mythologische onderwerpen, heeft het schutterstuk van Frans Hals uit 1637 (comp. Reael), dat bij diens dood in 1637 onvoltooid achterbleef, afgemaakt. Hij was echter voornamelijk genre-schilder en maakte schilderijen, waarvan de voorstellingen ontleend waren aan officierenen soldatenkring of aan de demi-monde; het formaat van deze schilderijen is klein. Er zijn slechts 2 groote schilderijen bekend: dat te Lille en een in het Rijksmuseum (1637). Zijn schilderijen zijn niet zeldzaam, een derde gedeelte van zijn werk bevindt zich in Duitschland, daarna is hij in Holland het best vertegenwoordigd. Zijn schilderijen zijn meestal bruinachtig van toon, zijn figuren zijn lang, zwaar