| |
[Claeszoon, Cornelis]
CLAESZOON (Cornelis), waarschijnlijk geb. in Brabant, omstreeks het midden der 16e eeuw (Moes veronderstelt omstr. 1546 of 1547), vestigde zich te Amsterdam als boekverkooper en boekbinder onmiddellijk na den overgang der stad in 1578. Hij werd tevens drukker en uitgever, en heeft dit bedrijf ruim dertig jaren voortgezet tot zijn dood in 1609. Over zijn persoon en zijn familie is ons zeer weinig bekend, maar de reeks zijner uitgaven omvatte honderden boeken, kaarten en prenten, en doet hem kennen als een van de groote voorgangers op dit gebied in onze republiek, en als den eersten grooten uitgever in het gereformeerde Amsterdam.
Zijn naam als drukker vinden wij van 1582 af in kleine geschriften, staatkundige pamfletten, nieuwsberichten, strijdschriften, prognosticaties, profetieën, almanakken. Van dit alles is slechts een klein deel van de zich steeds uitbreidende productie tot ons gekomen; dat Cornelis er heel veel heeft gedrukt en uitgegeven is zeker; nog in 1607 vernemen wij dat hij tegen een ernstigen heftigen bestrijder van de onchristelijke en leugenachtige almanakken, den bekenden Caspar Coolhaes, zijn bedrijf verdedigt met te zeggen ‘het is ons te doen propter sanctum denarium, om den ronden Godt. De werelt wil doch bedrogen zijn, so wel doe ick het dan als een ander’.
Hij drukte ook op bestelling voor anderen, o.a. reeds in 1583 een heel belangrijk leerboekje in zeer fraaien druk, de Practique om te leeren rekenen, chypheren ende boeckhouwen van Nicolaus Petri. Maar veel grooter is zijn beteekenis als uitgever, en de groote meerderheid van zijn uitgaven is niet door hemzelven gedrukt. Reeds van 1581 kennen wij den titel van een psalmboek, ‘te Delft by Aelbrecht Heyndrichsz en te Amst. bij Cornelis Claesz’. En al meer zien wij hem deelnemen in de groote uitgaven van de volgende jaren, een bijbeluitgaaf gezamenlijk met J. Canin te Dordrecht, de werken van Calvijn in het Nederlandsch met den leidschen uitgever Paets, de groote Hollandsche Kroniek met delftsche en dordtsche uitgevers, en met zijn vriend Laurens Jacobsz, die bij hem zijn opleiding had gehad en zich daarna naast hem ‘op 't Water’ had gevestigd, en zich speciaal wijdde aan het uitgeven van den gereformeerden bijbel. Maar tal van uitgaven zijn door Cornelis Claeszoon zelven ondernomen. Amsterdam was vóór alles een stad van handel en zeevaart, en vooral op de behoeften van deze bedrijven was de aandacht van den uitgever gericht. Handleidingen voor de gangbare munten gaf hij in kwarto-formaat en ook in zakformaat, met afbeeldingen van al de muntspeciën (1586), telkens naar de behoefte weer aangevuld en gewijzigd, en dan vooral de handleidingen voor de zeevaart, in druk en in gravure, de zoogenaamde leeskaarten en pas- | |
| |
kaarten. Voor stuurlieden, die het in de practijk gebracht hadden tot een zoo groote vakkennis, dat anderen hun voorlichting zochten, was het teekenen van zeekaarten en het schrijven van de als ‘leeskaarten’ bekende handleidingen een bron van inkomsten.
Bij de toeneming van de vraag naar hun werk kwam men tot het drukken van de teksten en het graveeren van de kaarten; de makers waren zelf de uitgevers van hun werk. Maar al gauw moesten zij dit opgeven en de uitgaaf aan beroepsuitgevers overdragen. Lucas Jansz Waghenaer, de vermaardste van alle zeekaartenmakers, en de eerste die zijn geheele werk liet graveeren en als atlas onder den titel Spieghel der Zeevaart uitgeven (1583), was zelf uitgever, met de plantijnsche drukkerij te Leiden, die voor den druk gezorgd had, als mede-uitgever. Als derden ondernemer vinden wij Cornelis Claeszoon, en als telkens nieuwe uitgaven, met tekst in verschillende talen noodig zijn, is hij de man, die de onderneming geheel in handen heeft. Zoo worden ook Waghenaers tweede werk, het Thresoor der Zeevaart (1592), en zijn Enchuizer zeecaertboeck (1598) uitgaven van Cornelis Claeszoon. Vele zeevaarders hielden zich aan oudere primitievere handleidingen, aan het werk van Govert Willemsz en Adriaan Gerritsz; ook deze boeken, bij het leven van de auteurs niet gedrukt, wist Cornelis Claeszoon in handen te krijgen en uit te geven, geïllustreerd met houtsneden naar de geteekende kaartschetsjes (1588). Ook het nog oudere Leeskaertboeck van Wisbuy, dat nog zeer veel werd gebruikt, herdrukte hij tal van malen en daarmede het nog beknoptere oude Graedboecxken, en het Waterrecht. Zoo is letterlijk het geheele apparaat voor de zeevaart in zijn handen; ook de gangbare handleidingen voor cosmographie en zeevaart: het werk van Apianus, de Zeevaart van Peter de Medina, de Conste der Zeevaart van Rodrigo Zamorano, de werken van Robert Hues, van William Bourne gaf hij in nederlandsche vertaling,
en later als het noodig was, in herdruk. De fraaie amsterdamsche zeekaarten van Aelbert Haeyen, de voortreffelijke atlas van de Middellandsche zee van Willem Barents, die hiermee Waghenaers werk voortzette (1595), waren eveneens uitgaven van Cornelis Claeszoon.
De laatstgenoemde atlas heeft naast Willem Barents op een van de kaarten een anderen auteursnaam, Petrus Plancius. De cartographie van de zeeën is niet meer uitsluitend het werk van de practische stuurlieden; er is een wetenschappelijke studie van cosmographie en geographie. Ds. Petrus Plancius is de man, die Amsterdam gemaakt heeft tot den hoofdzetel van deze studie. Sinds 1592 komen zijn geografische werken op den voorgrond; zij vernieuwen en verdringen in zekeren zin het werk der groote voorgangers in Brabant. Het is de samenwerking van Plancius met Cornelis Claeszoon, die dit heeft tot stand gebracht; deze wist zich op zijn aanwijzing een stel portugeesche zeekaarten te verschaffen en octrooi te verkrijgen voor de uitgaaf van een nieuwe bewerking daarvan. De eigenlijk hollandsche cartographie had tot dusver de zeeën van Europa in kaart gebracht; Plancius en Cornelis Claeszoon gaven van 1592 af goede nieuwe kaarten van alle landen en zeeën van de wereld; hoofdwerk was een zeer groote wereldkaart, in 1592 verschenen; daarna ging het werk rusteloos door. Ook van de Nederlanden verschenen nieuwe kaarten, en Cornelis Claeszoon liet door de knappe graveurs-cartografen Jodocus Hondius en Petrus Kaerius ook kleine kaartjes
| |
| |
graveeren die al spoedig (1598), een compleet wereldatlasje vormden: het Caert-thresoor. De reeks groote kaarten groeide, en werd steeds, met de nieuwe ontdekkingen, vernieuwd en aangevuld, maar heeft niet, zooals stellig wel de bedoeling was, tot de vorming van een volledigen atlas geleid. Dit hangt samen met een onderneming van het begin van de 17e eeuw, waarin Cornelis Claeszoon ook betrokken was, de overneming van het werk van Mercator door Jodocus Hondius. Van 1606 af verscheen de nieuwe uitgaaf, van den grooten en van den kleinen atlas, ook een nieuwe groote wereldkaart, met portretten van Mercator en Hondius. Medeuitgevers van deze werken waren Cornelis Claeszoon en Joannes Jansonius te Arnhem, later diens gelijknamige zoon te Amsterdam, die nog lang in de 17e eeuw de groote atlas uitgever bleef, concurrent van de Blaeu's.
Er is een zakelijke samenhang tusschen deze reeks van kaartuitgaven en de nieuwe groote zeereizen. Ook op dit gebied werd Cornelis Claeszoon de groote uitgever. In 1592 was Jan Huyghen van Linschoten na een afwezigheid van ruim 12 jaren in Holland teruggekomen met een kennis van landen en zeeën, zeevaart en handel, zooals niemand vóór hem die hier had kunnen hebben, en tevens met een zeldzamen aanleg om dat alles te boek te stellen. Van zijn groote werk, het Itinerario werd Cornelis Claeszoon de uitgever. Met het bijbehoorende Reys-geschrift, dat alle koersen ter zee naar Oost en West bevat, vormde het een handleiding voor zeevaart en handel over de geheele wereld. De titels dragen de jaartallen 1595 en 1596. Nog tal van malen daarna is het werk in verschillende talen uitgegeven en herdrukt.
En door de zorg van den uitgever was het werk nog belangrijk uitgebreid; na kennisneming kwam deze, zooals hij ons zelf meedeelt, tot het inzicht, dat het ‘heerlijke werk’ meer eischte dan correcten druk met goede reproductie van de teekeningen en de plattegronden. Hij zag, dat hier een stel ‘perfecte kaarten’ bij noodig was. Welnu, hij had de beste graveurs tot zijn dienst, en ontwierp, misschien met raadpleging van Petrus Plancius, een stel van vijf kaarten die al de landen, waarheen de vaart zou kunnen loopen, schetsten, en voegde als zesde de kleine wereldkaart van Plancius zelf daarbij. En nu waren bij deze kaarten ook ‘beschrijvingen’ noodig, niet voor Oost-Afrika, Indië en Oost- Azië, waarvoor het Itinerario zelf de mooiste tekst was dien men kon wenschen, maar wel voor de vaart naar Indië langs de kust van Guinee en om de Kaap de Goede Hoop, en ook - wat misschien nog weer daarna door een uitbreiding van het plan er bij kwam - voor de Nieuwe Wereld in het Westen. Het was Jan Huyghens vriend, Paludanus, dien hij al voor nadere beschrijving van de indische producten in het Itinerario, als helper bereid had gevonden, die bereidwillig ook de Beschrijvinghe van Guinea, Congo enz., waarvoor immers zijn verzamelingen hem reeds een zoo rijk materiaal gaven, op zich nam, en toen Amerika ter sprake kwam, waarvan ook een fraaie kaart gegraveerd was, wist Linschoten zelf uit de uitgebreide literatuur over het werelddeel, daarvan een volledige beschrijving op te stellen.
Het Itinerario van Linschoten is, ook wat de uitgaaf betreft, een baanbrekend werk geworden. Cornelis Claesz is de uitgever geworden van een reeks reisjournalen, die ons bij het overzien verbaasd doet staan, een boekenproductie, waarop eerst de standaardwerken van Tiele het verdiende
| |
| |
licht hebben doen vallen, en die nu, dank zij het werk van de Linschoten-vereeniging bij het hedendaagsche geslacht weer de waardeering kan vinden, die zij verdient.
Zie hier eenige titels van de gelijktijdig met het Itinerario of onmiddellijk daarna verschenen reizen en landbeschrijvingen. In 1595 twee drukken van Gonzales de Mendoza, d' Hist. v.h. groote Rijck van China, in 1596 Olaus de Groote, De wonderlijke Historie van de Noordersche landen, Zarate's Historie van Peru, Barth. de las Casas, Spieghel der Spaanscher tyrannye in West-Indien, in 1597 het boek van Jean de Lery over Brazilië, in 1598 Acosta's werk over Amerika, door Linschoten vertaald. En dan de hollandsche reizen zelve, van Barents en Heemskerk, van Houtman, van Olivier van Noort, Jacob Cornelisz. van Neck... Wij kunnen het hierbij laten, de uitgaven, de vertalingen, de herdrukken volgen elkaar van jaar tot jaar. Cornelis Claesz. blijft van deze literatuur de groote uitgever, vaak met anderen in Holland en daarbuiten als medeuitgevers. Naast hem komen ook anderen op hetzelfde terrein, maar hij behoudt den voorrang tot zijn dood in 1609.
Hiermede is de hoofdwerkzaamheid van den grooten uitgever geschetst. De Spieghel van Waghenaer en het Itinerario van Linschoten zijn de twee vooraanstaande nederlandsche boeken van de 16e eeuw, en de werkzaamheid van Cornelis, die oorspronkelijk geheel op de practische behoeften voor de eigen burgerij gericht was, kreeg door de kaart- en reisuitgaven een internationale beteekenis. De duitsche uitgaaf van Waghenaer's werk was het eerste boek uit Amsterdam, dat op de frankforter mis werd gebracht, en na 1600 komt Cornelis Claeszoon jaar op jaar met een grooter aantal uitgaven ter mis. Overzien wij de geheele reeks van uitgaven van hem, dan zien wij de grootste verscheidenheid; wij kunnen daarvoor verwijzen naar De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de 16e eeuw en naar de miscatalogussen. Daarbij zien wij ook een opmerkelijke reeks van hoogstaande mannen op elk gebied, met wie onze uitgever in persoonlijke betrekking stond; naast de reeds genoemden mag Paullus Merula hier vermeld worden, die over den uitgever spreekt als een man, wien men onmogelijk iets kon weigeren, en die door zijn opwekking een groot geografisch werk op touw zette; zoo ook Petrus Bertius die het kleine atlasje voor een latijnsche uitgaaf bewerkte. Met de beste graveurs stond hij in betrekking; mannen als Arnold van Langeren en zijn beide zoons, Jodocus Hondius en zijn zonen, Petrus Kaerius, Benjamin Wright werkten allen aan zijn kaartuitgaven. En de boekhandelaars uit het laatst der 16e en het begin van de volgende eeuw hebben bijna geregeld hun opleiding bij hem gehad: Laurens Jacobsz en later diens zoon Hendrik Laurensz, Jan Orlers en zijn broeder, Barent Barents, Hans Walschart, Michiel Colijn, Dirk Pietersz Pens mogen als voorbeelden genoemd worden.
De lijst van drukkers en uitgevers, met wie hij samenwerkte, omvat een nog veel grooteren kring, die zich ook buiten de grenzen uitstrekt. Vrij plotseling is aan dit groote en drukke bedrijf een eind gekomen. Cornelis stierf in 1609, zijn weduwe, Trijn Gerbrandsdochter, deed nog eenige uitgaven af, maar daarna ging de winkel over op Hendrik Laurensz., de kaartuitgaven werden door de Hondiussen en Jansoniussen voortgezet, de reisuitgaven en zee-atlassen gingen over op Leonard Meyn te Enkhuizen en Michiel Colijn.
| |
| |
Zoo is met den dood van Cornelis ook de groote beteekenis van den boekhandel ‘Opt water int schrijfboek’ in het vergeetboek geraakt.
Zie: E.W. Moes, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de 16e eeuw II, 27-209; C.P. Burger Jr., hetz. werk II, 310, 311, 315, 316; III, 4-8, 21-26, 44, 245-254, 344; IV, 122, 394-445; Tijdschr. v. boek- en bibl. wezen VII, 7-8; VIII, 257-262; IX, 69-79, 112-115; Het Boek II, 113-128, 180; V, 14-16, 154-156; IX, 252, 274; XI, 305, 329-336; XIV, 351; XV, 148, 169-177; XVII, 216; XVIII, 289-304, 321-352; XIX, 17-32, 145-158, 209-215, 301-320; XX, 305; XXIII, 175; P.A. Tiele, Mémoire bibliographique sur les journaux des navigateurs néerlandais (Amst. 1867); W.P.v. Stockum Jr., La librairie, l'imprimerie et la presse en Hollande (la Haye 1910), pl. 11-19; M.M. Kleerkooper en W.P.v. Stockum Jr., De boekhandel te Amsterdam ('s Grav. 1914-16) I, 126; II, 1644; C.P. Burger Jr., Catal. Geographie en reizen (Bibl. Univ. Amst. 1923), 12-14, 23-26, 34-42; dez., De Amsterdamsche uitgever Cornelis Claesz (Vlaamsch Philol. congres 1930); Werken Linschoten-Vereen. II, V, VII, XIV-XVI, XXV, XXVII-XXIX, XXXII, XXXIX (Bibliographie in XV en XXXIX).
Burger
|
|