[Bourgondië Philips van]
BOURGONDIË (Philips van, bisschop van Utrecht, 1517-24, geb. in 1464, overl. 7 April 1524. Hij was de zoon van Philips den Goede en Margaretha Post, ontving uitstekend onderwijs, leerde o.a. behoorlijk Latijn, werd onder Maria van Bourgondië aan het hof toegelaten en 6 April 1486 door Maximiliaan tot ridder geslagen. Als militair maakte hij zich verdienstelijk bij Grevelingen en Kortrijk, doch sloot zich in 1488 bij de opstandige Vlamingen aan, toen Maximiliaan de gegeven belofte had gebroken. Na het herstel van den vrede begaf hij zich naar zijn broer David, bisschop van Utrecht, die voorgaat. Bij diens dood verdedigde hij de bourgondische belangen, maar kon den zetel niet voor zichzelf bemachtigen. Verrijkt met de erfenis van David vestigde hij zich te Brussel, waar Philips de Schoone toen regeerde. Deze benoemde hem in 1498 tot admiraal, weldra ook tot groot-kamerheer en nam hem in de orde van het Gulden Vlies op. Ook verkreeg hij de heerlijkheden Sommelsdijk, Blaton en Crubeke en erfde de bezittingen van Anna van Bourgondië, weduwe van Adolf van Kleef. In 1501 vergezelde hij Philips den Schoone naar Spanje, doch werd tijdens diens tweeden tocht aangesteld tot gouverneur van Gelre om Karel van Gelre te bestrijden. Gedurende de volgende jaren leidde hij dezen wisselvalligen en telkens door verdragen onderbroken strijd. Van beteekenis was zijn diplomatieke zending naar Italië in 1511 of 1512, omdat hij de italiaansche renaissance leerde kennen en hoogachten. Door italiaansche kunstenaars liet hij zijn kasteel te Souburg inrichten. In 1516 werd hij echter door Karel V geroepen om den utrechtschen zetel te bestijgen. Buiten de kapittels en de staten om, werd nl. Frederik van Baden gedwongen ten gunste van Philips van het bisdom te
resigneeren. Ofschoon met moeite, wist Karel toch de staten te bewegen den nieuwen landsheer te aanvaarden. Philips zou den erfvijand der Bourgondiërs, Karel van Gelre, weer moeten bestrijden. Maar reeds in Souburg had hij naar rust verlangd, en zette nu in het Sticht zijn leven als humanist in een gezellig kasteel te midden van gelijkgezinde mannen en kunstenaars voort. Juist onder hem ging gedurende eenigen tijd geheel het Oversticht tot Gelre over. Zwolle, ontevreden over 's bisschops uitspraak in een geschil met Kampen over den IJseltol, erkende Karel v. Gelre als heer (1421). Met list en geweld bemachtigde deze toen het overige gedeelte. Maar begin 1524 verjoegen de Zwollenaars de geldersche bezetting, waarop ook de andere steden zich weer aan den bisschop onderwierpen. Maar deze beweging speelde zich bijna af buiten den kerkvorst om, die 7 April 1524 op het slot Duurstede overleed en in de kerk van Wijk begraven werd.
Zijn portretten geschilderd door J. Gossaert van Mabuse in het Rijksmuseum te Amsterdam en in het museum te Berlijn; een teekening in het Recueil d'Arras, 365; een prent door een anoniem graveur.
Zie: Gerardus Noviomagus, Vita Philippi a Burgundia (Straatsburg 1529), ook bij A. Matthaeus, Analecta veteris aevi I, 147; J. Prinsen, Collectanea van Gerardus Geldenhauer Noviomagus (Werken H.G., Derde Serie 1901), 16, 223; Heda, uitgeg. door Buchelius; A.M.C. v. Asch v. Wijck, Archief voor kerkelijke en wereldlijke geschiedenis van Nederland II; J. Prinsen, Gerardus Geldenhauer Noviomagus (den Haag 1898); R. Post, Geschiedenis der Utrechtsche