in de utrechtsche rechtspraak aan: hij benoemde nl. een procureur-generaal met uitgebreide bevoegdheden om de misdadigers op te sporen, richtte vervolgens in 1473 de Schive op, een rechtbank van hooger beroep, gevormd naar het model van het Hof van Holland; ten slotte vereenvoudigde hij het leengerecht.
Na den dood van Karel den Stoute (5 Jan. 1477) vernietigden de Utrechtenaren deze nuttige, maar gehate hervormingen. Na eenige onderhandelingen verklaarde David 28 Juli 1477, dat hij voortaan weer bij de oude gewoonten van het Sticht zou regeeren en den landbrief van Arnold van Hoorn zou handhaven. Alles werd dus op vredelievende wijze geregeld, doch in Mei 1481 sloegen de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten van Holland naar Utrecht over. Deze stad, wegens een kerkelijke kwestie van geringe beteekenis met den bisschop in conflict, nam de uit Leiden verdreven Hoeken op. Toen zij onder invloed van Jan v. Montfoort weigerde dezen aan Maximiliaan uit te leveren, begon de oorlog, waarbij David Maximiliaan en de Hollanders steunde.
Op het einde van 1481 scheen David zijn zetel te zullen verliezen, toen de Staten aan Engelbert van Kleef het wereldlijk gebied overdroegen. Maar door een coup d'état kregen 's bisschops vrienden 21 April 1483 de hoofdstad in hun macht, waar David met veel toejuichingen werd ontvangen. Maar de vredesillusies werden reeds 7 Mei verstoord. De tegenstanders van den Bourgondiër drongen heimelijk de stad binnen, namen hem gevangen en zonden hem onder groote vernederingen naar Amersfoort (9 Mei 1483). Toen verscheen Maximiliaan persoonlijk op het strijdtooneel en veroverde de stad (7 Sept. 1483). Hij werd er als voogd erkend en de Hollanders konden een der poorten bezetten. Eerst in 1490 werden zij tijdens den Jonkerfransen oorlog verdreven, waardoor David in al zijn rechten werd hersteld. Maar hij was oud en ziekelijk geworden. Vandaar deed het oostenrijksch-bourgondisch bewind het voorstel om door het aanstellen van een coadjutor met recht van opvolging alle moeilijkheden van de successie te voorkomen. Maar David weigerde tot aan zijn dood 16 April 1496. Hij werd in de kerk van Wijk-bij-Duurstede begraven.
Zijn portret komt voor als teekening in het Recueil d'Arras.
Zie: Cronica de Trajecto et ejus episcopatu, uitg. A. Matthaeus, Analecta veteris Aevi V (1738); Arent toe Bocop, Kroniek, Uitg. door Hist. Gen. Codex diplomaticus Neerl. Tweede serie, 5 (1860); Basin, Histoire des règnes de Charles VII et de Louis XI III, uitgave La société de l'hist. de France, Paris 1855-57, door Quicherat; ook door A. Matthaeus, Analecta I, 501; Annales rerum in Hollandia et dioecesi Ultajectina gestarum (1481-83) uitg. A. Matthaeus, Analecta I, 379; door N.B. Tenhaeff, in de serie: Herdrukken van de maatschappij der Nederlandsche letterkunde no. 2 (Utrecht 1929); S. Muller Fz., Regesten van het archief der bisschoppen van Utrecht (Utrecht 1929); A.M.C. v. Wijck, Archief voor kerkelijke en wereldlijke geschiedenis. 3 dln. 1850-53); R. Post, De geschiedenis der Utrechtsche bisschopsverkiezingen tot 1535 (Utrecht 1933), 164; D. Th. Enklaar, Het landsheerlijk bestuur in het Sticht Utrecht aan deze zijde van den IJsel gedurende de regeering van bisschop David van Bourgondië (1456-96) en N.B. Tenhaeff, Inleiding op de genoemde uitgave (Utrecht 1922); v. Asch v. Wijck, Driej. Oorlog tusschen Maximiliaan v. Oostenrijk en de stad Utrecht in Tijdschrift voor geschiedenis.... v. Utrecht V-