[Bie, Alexander de]
BIE (Alexander de) of Biaeus, geb. te Amsterdam omstr. 1620, overl. Dec. 1690, wiskundige. Met Bart. à Wesel en Andreas Lansman verdedigde hij aan de utrechtsche academie Encyclopaedia mathematica ad Academios Trajectinos quam.... sub praesidio Jac. Ravensberg proponunt Alexander de Bie, Bartholus à Wesel, Andreas Lansman Amstelo-Batavi (Ultrajecti 1642). In tegenstelling met de beide anderen, liet de Bie zich niet in 1643 te Utrecht inschrijven, zoodat men niet zeker weet of hij aldaar heeft gestudeerd; trouwens eerst van 1643 af dateeren de geregelde inschrijvingen. Vermoedelijk heeft de Bie echter wel een academische vorming gehad. Christiaan Huygens protegeerde hem; in diens correspondentie komt voor een brief aan de Bie over een wiskundig onderwerp dd. 30 Dec. 1652, ingesloten bij een brief aan Huygens' neef Dan. de Vogelaar, waarin o.a. staat: ‘Indien mijn Heeren van Amsterdam soo een man Professor maeckten, en lieten hem lessen doen in onsen tael gelijck oock te Leyden geschiet, het soude aen geen studenten noch toehoorders gebreecken. Ick hoope dat het daer noch toe komen sal.’ In 1653 opende de Bie een cursus aan het Athenaeum te Amsterdam in wiskunde in het Hollandsch en Latijn: bij resolutie van burgemeesters en oud-burgemeesters van 30 Jan. van genoemd jaar werd zijn ‘versouck om in de mathematycque in de Illustre Schole publycke lessen te mogen doen sonder tractement of engagement.... toegestaen en’ werden ‘de Curatoren
derselver Illustre Schole geauthoriseert om over te leggen off alternatis vicibus de selve lessen in Latijn off Duyts sullen gedaen worden’. In de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam bevinden zich twee disputaties van studenten op sterrekundig gebied, onder de Bie verdedigd, nl. van Chr. Wittewrongel en Ant. Haselbroeck, resp. van 26 Nov. en 22 Dec. 1653, op het titelblad waarvan de Bie vermeld staat als ‘in illustri Amsteldodamensium Gymnasio (Atheneo) matheseos extraordinarii’, waaruit blijkt dat hij reeds in 1653 den titel van professor extraordinarius had verkregen. Hij had veel succes met zijn onderwijs, zoodat hij bij besluit van burgemeesteren van 30 Juli 1654 werd aangesteld tot professor tegen een vast salaris van ƒ 750, welk salaris in 1659 met ƒ 250, in 1668 nogmaals met ƒ 200 werd verhoogd. Hij gaf toen, ook in het Nederlandsch, lessen in de logica, philosophie, sterre- en zeevaartkunde.
Behalve de beide reeds genoemde disputaties, bevinden zich in de U.B. te Amsterdam nog de volgende op sterrekundig gebied onder de Bie verdedigd: van Abr. Boddens (1657), Nic. Witsen (1662), Wilh. à Broeckhuysen (1659) en Moesmannus Dop (1666), bene-